De Afro-Amerikaanse gemeenschap van Clinton, Tennessee had sinds 1947 gestreden voor het recht op onderwijs op een middelbare school. Na Brown v. Board of Education gelastte een federale rechter Clinton High School in de herfst van 1956 “met bekwame spoed” te desegregeren.
De Clinton 12, de eerste zwarte leerlingen die naar Clinton High School gingen, schreven zich in en gingen eind augustus 1956 zonder incidenten één dag naar school.
Sept. 5, 1956, leden van de Clinton 12 lopen naar Clinton High School. Bron: Knoxville News Sentinel.
Op 1 september begonnen de blanke Citizens Council en de Klan echter met grootschalige rellen in Clinton.
Auto’s werden omvergereden, ruiten ingegooid en zwarte burgers bedreigd.
Leden van de Clinton 12 en Rosa Parks. Bron: Highlander Research and Education Center.
Op 4 december 1956 organiseerde een blanke dominee een bijeenkomst om de Clinton 12 te steunen. Nadat hij de leerlingen naar school had begeleid, werd hij zwaar mishandeld door een blanke menigte. De directeur sloot de school tot 10 december, toen een federale rechter zijn gerechtelijk bevel herbevestigde dat iedereen verbood zich met het integratieproces te bemoeien.
De leerlingen bezochten in december 1956 het Highlander Center, waar zij Rosa Parks ontmoetten.
In 1958 werd de school vernietigd door dynamiet.
Een van de Clinton 12, Jo Ann Allen Boyce, heeft een boek geschreven voor de klassen 7+, This Promise of Change: One Girl’s Story in the Fight for School Equality (Bloomsbury, 2019). Co-auteur met Debbie Levy, het boek maakt gebruik van vrije verzen afgewisseld met citaten uit kranten, witte supremacistische protestborden, preken van predikanten, en andere primaire documenten uit die tijd.
Door de stem van Jo Ann leert de lezer over de kracht van de zwarte gemeenschap en hoeveel wordt opgeofferd en geriskeerd door de zwarte studenten om naar de voorheen geheel blanke middelbare school te gaan.
Een item uit het boek luidt,
Woensdag 26 september, Als het woord komt dat de Ku Klux Klan de heuvel oprijdt, pakt mijn vader zijn geweer. Wij wonen hier. Hij zal niet vluchten. . . Als we horen dat m’n vader in de gevangenis zit, m’n vader. En niet de bommenleggers. Zijn misdaad? Er is er maar één: Een zwarte man met een pistool.