De buitenkern van de aarde is een vloeibare laag van ongeveer 2.260 kilometer dik. Hij bestaat uit ijzer en nikkel. Deze bevindt zich boven de vaste binnenkern van de aarde en onder de aardmantel. De buitenste grens ervan ligt 2.890 km onder het aardoppervlak. De overgang tussen de binnenkern en de buitenkern ligt ongeveer 5.000 km onder het aardoppervlak.
De temperatuur van de buitenkern varieert van 4400 °C in de buitenste regionen tot 6100 °C bij de binnenkern. Er wordt aangenomen dat wervelstromen in de nikkel-ijzer vloeistof van de buitenkern het magnetisch veld van de aarde beïnvloeden. Convectie in de buitenkern, gecombineerd met het Coriolis-effect, geeft aanleiding tot het magnetisch veld van de aarde. De vaste binnenkern is te heet om een permanent magnetisch veld vast te houden. Hij kan het magnetisch veld stabiliseren dat door de vloeibare buitenkern wordt opgewekt.
De gemiddelde magnetische veldsterkte in de buitenkern van de Aarde is 25 Gauss, 50 maal sterker dan het magnetische veld aan het oppervlak.
Zonder de buitenkern zou het leven op Aarde er heel anders uitzien. Convectie van vloeibare metalen in de buitenkern creëert het magnetisch veld van de Aarde. Dit magnetisch veld strekt zich van de aarde uit over enkele duizenden kilometers en creëert een beschermende magnetosfeer rond de aarde die de zonnewind van de zon afbuigt. Zonder dit veld zou de zonnewind rechtstreeks in de atmosfeer van de aarde terechtkomen. Dit zou de atmosfeer van de Aarde kunnen hebben weggenomen, waardoor de planeet bijna levenloos zou zijn geworden. Het kan ook met Mars gebeurd zijn.