AHIMAAZ (Heb. אֲחִימַעַץ; “de broer is raadsman”), naam van drie bijbelse persoonlijkheden.
(1) Schoonvader van koning Saul (i Sam. 14:50).
(2) Zoon van de priester *Zadok. Toen David Jeruzalem ontvluchtte vanwege de opstand van *Absalom, bleef Ahimaaz, samen met Jonathan, de zoon van Davids andere priester Abiathar, even buiten de stad. Een boodschapper van hun vaderen gaf hen informatie over de plannen van de opstandelingen, die zij doorgaven aan David (ii Sam. 15:27-36; 17:15-22). Later, toen hij een snelle loper was, haalde hij de boodschapper in en passeerde hij hem, die de uitkomst van de strijd met Absalom aan David moest melden. Hij meldde dus de nederlaag van de opstandelingen, maar liet aan de boodschapper de weinig benijdenswaardige taak de koning mede te delen dat Absalom gedood was (ibid. 18:19-32).
(3) Een schoonzoon van Salomo, zijn prefect over het district Nafthali (i Koningen 4:15). Sommigen identificeren hem met Ahimaaz, de zoon van Zadok (boven). Als dat vermoeden juist is, is het waarschijnlijk dat zijn prefectschap hem werd verleend omdat hij van het priesterschap was uitgesloten, mogelijk vanwege een gebrek dat hij in de strijd had opgelopen. Volgens i Kronieken 5:34-36 volgde Azarja, de achterkleinzoon van Ahimaaz, Zadok op als priester in Salomo’s tempel, maar het lijkt erop dat de verzen verbasterd zijn en dat deze Azarja Ahimaaz’ zoon is. De naam Ahimaaz komt waarschijnlijk ook voor op een zegelring die werd ontdekt in Tell Zakariyeh (het oude Azekah). Er is geen bevredigende verklaring voor gevonden. De naam Maaz komt voor in i Kronieken 2:27.
bibliografie:
M.Z. Segal, Sifrei Shemu’el (1956), index, s.v.; Katzenstein, in: jbl, 31 (1962), 311 e.v.; Diringer, Iscrizioni, 120-1. add. bibliography: H. Tawil, in: Beit Mikra, 44 (1999), 372-84.