Amy Lowell, (geboren 9 feb. 1874, Brookline, Mass., V.S.-gestorven 12 mei 1925, Brookline), Amerikaans critica, docente, en een vooraanstaand dichteres van de Imagistische school.
Lowell stamde uit een vooraanstaande familie uit Massachusetts (haar broers waren Abbott Lawrence Lowell, later president van Harvard, en de astronoom Percival Lowell). Ze werd opgevoed in privé-scholen en door haar moeder, en tot haar 28ste deed ze weinig anders dan afwisselend thuis wonen, waar ze genoot van het leven van een Boston socialite, en reizen naar het buitenland. Rond 1902 besloot zij zich aan de poëzie te wijden. Het duurde acht jaar voordat haar eerste stuk, een conventioneel maar niet onopvallend sonnet, werd gepubliceerd in The Atlantic Monthly, en nog eens twee jaar voordat haar eerste bundel, A Dome of Many-Coloured Glass (1912), verscheen.
Tijdens een bezoek aan Engeland in 1913 ontmoette Lowell Ezra Pound en ontdekte zijn kring, de Imagisten. Hij nam een van haar gedichten op in zijn anthologie Des Imagistes (1914), en in dat jaar publiceerde ze haar tweede boek, Sword Blades and Poppy Seed, dat haar eerste experimenten met vrije verzen en “polyfoon proza” bevat. A Critical Fable (1922), een imitatie van haar verwant James Russell Lowell’s Fable for Critics, werd anoniem gepubliceerd en deed wijdverspreide speculaties ontstaan totdat ze haar auteurschap onthulde.
Lowell redigeerde de drie nummers van Some Imagist Poets (1915-17). Latere delen van haar eigen werk zijn onder meer Men, Women, and Ghosts (1916), dat haar bekende gedicht “Patterns” bevat; Can Grande’s Castle (1918); en Legends (1921). What’s O’Clock (1925), East Wind (1926), en Ballads for Sale (1927) werden postuum gepubliceerd. Haar kritische werk omvat Six French Poets (1915), Tendencies in Modern American Poetry (1917), en de tweedelige biografie John Keats (1925).
Lowells levendige en krachtige persoonlijkheid en haar onafhankelijkheid en elan maakten haar opvallend, net als haar minachting voor conventies in uitdagende gebaren als het roken van sigaren. Nadat ze door haar was verdrongen als leider van de Imagisten, gaf Pound hen prompt de nieuwe naam “Amygisten”, als eerbetoon aan Lowells dominante kwaliteiten. Haar eminentie onder de moderne dichters van die tijd ontleende ze dus misschien minder aan de kwaliteit van haar eigen verzen dan aan haar moedige en zeer pragmatische leiderschap. Naast haar poëzie en kritieken gaf Lowell regelmatig lezingen en schreef ze kritische artikelen voor tijdschriften. The Complete Poetical Works of Amy Lowell werd gepubliceerd in 1955.