Antipater, (geb. ca. 397 v. Chr. – gest. 319), Macedonisch veldheer, regent van Macedonië (334-23) en van het Macedonische rijk (321-319) wiens dood het einde betekende van het gecentraliseerde gezag in het rijk. Als een van de leidende mannen in Macedonië bij de dood van Philippus II in 336, hielp hij de Macedonische troonopvolging veilig te stellen voor Philippus’ zoon, Alexander de Grote, die bij zijn vertrek voor de verovering van Azië (334) Antipater benoemde tot regent in Macedonië met de titel van generaal in Europa. Antipater’s voornaamste taak was de noordelijke grenzen tegen vijandige stammen te beschermen en de orde tussen de Griekse staten te bewaren. Hij regeerde Griekenland door samen te werken met de Liga van Korinthe, maar was impopulair omdat hij oligarchische regeringen steunde. De regeling van de satrapen (provincies) van het Macedonische Rijk door de nieuwe regent, Perdiccas, te Babylon in 323, onmiddellijk na Alexanders dood, liet Antipater de controle over Macedonië en Griekenland, hoewel zijn status als voormalig regent ten opzichte van Perdiccas niet duidelijk was vastgesteld. Antipater koos vervolgens de zijde van de Macedonische generaals Antigonus, Seleucus en Ptolemaeus, die zich tegen de aanspraken van Perdiccas verzetten. Bij de schikking te Triparadisus, Syrië (321), na de dood van Perdiccas, werd Antipater regent van het Macedonische Rijk voor de twee koningen: de verstandelijk gehandicapte Filips III Arrhidaeus en de zuigeling Alexander IV.