Aphra Behn, (geboren 1640?, Harbledown?, Kent, Engeland-gestorven 16 april 1689, Londen), Engels dramaturg, fictieschrijver en dichteres die de eerste Engelse vrouw was die haar brood verdiende met schrijven.
Haar afkomst blijft een mysterie, deels omdat Behn haar vroege leven opzettelijk heeft verdoezeld. Eén traditie identificeert Behn als het kind dat alleen bekend is als Ayfara of Aphra en dat in de jaren 1650 met een echtpaar genaamd Amis naar Suriname reisde, dat toen een Engels bezit was. Zij was waarschijnlijker de dochter van een barbier, Bartholomew Johnson, die al dan niet met haar en de rest van haar familie in 1663 naar Suriname is gevaren. Zij keerde terug naar Engeland in 1664 en trouwde met een koopman genaamd Behn; hij stierf (of het paar scheidde) kort daarna. Omdat haar geestigheid en talent haar in hoog aanzien hadden gebracht, werd zij in 1666 door koning Karel II ingezet voor een geheime dienst in de Nederlanden. Onbeloond en korte tijd gevangen gezet wegens schulden, begon ze te schrijven om in haar levensonderhoud te voorzien.
Behns vroege werken waren tragikomedies in verzen. In 1670 werd haar eerste toneelstuk, The Forc’d Marriage, opgevoerd, en The Amorous Prince volgde een jaar later. Haar enige tragedie, Abdelazer, werd opgevoerd in 1676. In de loop van de jaren 1670 ging ze zich echter steeds meer toeleggen op lichte komedies en kluchten. Veel van deze geestige en levendige komedies, met name De rover (twee delen, geproduceerd in 1677 en 1681), waren commercieel succesvol. The Rover beschrijft de avonturen van een kleine groep Engelse Cavaliers in Madrid en Napels tijdens de ballingschap van de toekomstige Charles II. The Emperor of the Moon, voor het eerst opgevoerd in 1687, was de voorbode van de harlequinade, een vorm van komisch theater die zich ontwikkelde tot de Engelse pantomime.
Hoewel Behn veel toneelstukken schreef, trekt haar fictie tegenwoordig meer de belangstelling. Haar korte roman Oroonoko (1688) vertelt het verhaal van een tot slaaf gemaakte Afrikaanse prins die Behn beweerde te hebben gekend in Zuid-Amerika. De betrokkenheid bij de thema’s slavernij, ras en geslacht, en de invloed ervan op de ontwikkeling van de Engelse roman, hebben ertoe bijgedragen dat het rond de 21e eeuw haar bekendste werk is geworden. Tot Behns andere fictie behoorden de meerdelige briefroman Love-Letters Between a Nobleman and His Sister (1684-87) en The Fair Jilt (1688).
Behns veelzijdigheid was, net als haar output, immens; ze schreef andere populaire ficties en bewerkte vaak werken van oudere dramaturgen. Ze schreef ook poëzie, waarvan het grootste deel werd verzameld in Poems upon Several Occasions, met A Voyage to the Island of Love (1684) en Lycidus; or, The Lover in Fashion (1688). Behn’s charme en vrijgevigheid bezorgden haar een brede kring van vrienden, en haar relatieve vrijheid als professioneel schrijfster, alsmede het onderwerp van haar werken, maakten haar tot voorwerp van een zeker schandaal.