De Egyptische miljardair Naguib Sawiris heeft onlangs plannen aangekondigd om een Grieks eiland te kopen om vluchtelingen uit het Midden-Oosten en Afrika een eigen land te geven. Hoewel Sawiris zijn voorstel op Twitter een “gek idee” noemde, verbleekt het in vergelijking met een eerder plan voor de Middellandse Zee uit de eerste helft van de 20e eeuw, dat serieus werd overwogen door staatshoofden en op een gegeven moment zelfs door de Verenigde Naties. Het werd Atlantropa genoemd, en zou de gedeeltelijke drooglegging van de Middellandse Zee en de oprichting van een Eurafrikaans supercontinent hebben betekend.
Atlantropa was het geesteskind van de Duitse architect Herman Sörgel, die zijn project van 1928 tot aan zijn dood in 1952 onvermoeibaar heeft gepromoot. Zijn ervaring met de Eerste Wereldoorlog, de economische en politieke beroering van de jaren twintig en de opkomst van het nazisme in Duitsland overtuigden Sörgel ervan dat een nieuwe wereldoorlog alleen kon worden vermeden als er een radicale oplossing werd gevonden voor de Europese problemen van werkloosheid, overbevolking en, met Saudische olie nog een decennium verwijderd, een dreigende energiecrisis. Met weinig vertrouwen in de politiek, wendde Sörgel zich tot de technologie.
Dammen door de Straat van Gibraltar, de Dardanellen, en uiteindelijk tussen Sicilië en Tunesië, elk met gigantische waterkrachtcentrales, zouden de basis vormen voor het nieuwe supercontinent. In zijn uiteindelijke vorm zou de Middellandse Zee worden omgevormd tot twee bekkens, waarbij het westelijke deel 100 meter en het oostelijke deel 200 meter lager zou komen te liggen en in totaal 660.200 km2 nieuw land op de zee zou worden gewonnen – een gebied dat groter was dan Frankrijk.
De latere plannen voor Atlantropa omvatten ook twee dammen in de Congo-rivier en de aanleg van een Tsjaad- en een Congo-zee, waarvan Sörgel hoopte dat ze een matigende invloed zouden hebben op het Afrikaanse klimaat, waardoor het aangenamer zou worden voor Europese kolonisten. Geheel in lijn met de koloniale en racistische opvattingen van die tijd, stelde Sörgel zich voor dat Afrika met zijn rijkdommen en zijn land geheel ter beschikking van Europa zou staan, een continent met veel ruimte om de ineengedoken massa’s van Europa te huisvesten.
Hoe absurd Sörgels voorstel ons ook in de oren klinkt, het werd destijds door architecten, ingenieurs, politici en journalisten serieus genomen. Het omvangrijke Atlantropa-archief in het Deutsche Museum in München bevat architectuurtekeningen voor nieuwe steden, dammen en bruggen van het toekomstige continent, maar ook ondersteunende brieven en honderden artikelen over het project, die verschenen in de Duitse en internationale populaire pers en in gespecialiseerde technische en geografische tijdschriften.
Wat Atlantropa zo aantrekkelijk maakte, was zijn visie van wereldvrede die niet door middel van politiek en diplomatie zou worden bereikt, maar met een eenvoudige technologische oplossing. Atlantropa zou bijeengehouden worden door een enorm energienet, dat zich zou uitstrekken van de gigantische waterkrachtcentrale in de stuwdam van Gibraltar en heel Europa en Afrika van elektriciteit zou voorzien. De centrale zou onder toezicht staan van een onafhankelijk orgaan dat de bevoegdheid zou hebben om de energietoevoer naar elk afzonderlijk land dat een bedreiging voor de vrede vormde, stop te zetten. Bovendien berekende Sörgel dat de bouw van het supercontinent van elk land zoveel geld en menskracht zou vergen dat geen enkel land voldoende middelen zou hebben om een oorlog te financieren.
Het vertrouwen in de Europese bevolking en hun verlangen naar vrede, wijdde Sörgel een groot deel van zijn werk aan de promotie en verspreiding van het project via de populaire pers, radioprogramma’s, films, voordrachten, tentoonstellingen en zelfs poëzie en een Atlantropa-symfonie. Hij hoopte dat de steun van het volk hem zou helpen de steun van politici te krijgen.
Onverrassend genoeg leek de vereiste samenwerking tussen natiestaten in de ogen van zijn tijdgenoten altijd nog utopischer dan de enorme technologische dimensies van Atlantropa. Zoals het in New York gevestigde tijdschrift UN World in 1948 opmerkte:
Gibraltar inzetten voor het welzijn van de mensheid klinkt als een droom, maar in deze 20e eeuw is geen enkele droom – zelfs niet die van samenwerking tussen naties – volstrekt onmogelijk.
In 2012, toen de Europese Unie de Nobelprijs voor de Vrede kreeg toegekend als erkenning voor haar bijdrage aan duurzame vrede in Europa, leek de door UN World uitgesproken hoop eindelijk in vervulling te gaan. Maar in 2015 lijkt samenwerking tussen naties helaas opnieuw een verre droom. Waar Herman Sörgel ooit het beeld gebruikte van een uit zijn voegen barstend Europa dat gered wordt door een vreedzame fusie met het Afrikaanse continent, worden we nu geconfronteerd met het spiegelbeeld nu mensen uit heel Afrika en het Midden-Oosten hun heil in Europa zoeken.
Nu zou de tijd rijp zijn om te bewijzen dat de Vredesprijs wel degelijk verdiend was. Nu zou het moment zijn om solidariteit en eenheid te tonen. In plaats daarvan lijkt de EU op het punt te staan te worden verscheurd door haar onvermogen een gemeenschappelijke oplossing te vinden voor de opvang van een groep vluchtelingen, waarvan het aantal uiteindelijk niet meer dan een magere 0,11% van de totale bevolking van de Unie bedraagt. Helaas lijkt de Europese eenheid, en daarmee een oplossing voor de vluchtelingencrisis, weer eens een utopie meer dan de plannen van Sörgel om de zee droog te leggen.