Basispassen en -formaties

Ballet en moderne dans

De stijl en bewegingsvocabulaire van het klassieke ballet is geworteld in de vijf gedraaide standen van de voeten: (1) de hielen raken elkaar en de voeten vormen een rechte lijn; (2) de hielen uit elkaar en de voeten vormen een rechte lijn; (3) de ene voet voor de andere met de hiel tegen de wreef; (4) de voeten uit elkaar, de een voor de ander; en (5) de ene voet voor de andere met de hiel tegen het gewricht van de grote teen. Elke balletpositie heeft een corresponderende port de bras, of positie van de armen en handen.

Bewegingen kunnen worden gegroepeerd in verschillende brede types. Ten eerste zijn er snelle, grondgebonden, verbindende passen-bijvoorbeeld de pas de bourrée, een vloeiende stap die in elke richting kan worden uitgevoerd, en de glissade, een glijdende stap waarbij de danser een voet naar opzij, naar voren of naar achteren strekt, dan de andere strekt en deze naar binnen brengt om de eerste te ontmoeten.

Tweede, zijn er sprongen, die laag en licht kunnen zijn, met de voeten battu (“geslagen,” of snel gekruist voor en achter elkaar verscheidene malen in de lucht). In de entrechat stijgt de danser vanuit de vijfde positie op in een verticale sprong. In een assemblé stapt de danser met één voet opzij, naar voren of naar achteren terwijl hij van de andere afspringt; de twee voeten komen dan samen in de lucht (waar ze eventueel geslagen worden), en de danser landt in de vijfde positie. De pas de chat (“stap van de kat”) is een sprong naar de zijkant, waarbij eerst de ene voet en dan de andere onder het lichaam van de danser wordt getrokken alvorens in de vijfde positie te landen. Hogere, meer krachtige sprongen zijn onder andere de grand jeté, waarbij de danser één been voorwaarts in de lucht gooit, met de benen gestrekt naar voren en naar achteren zweeft, en dan landt op het voorste been, waarbij hij ofwel een positie zoals arabesk of houding aanneemt, ofwel de achterste voet in de vijfde positie sluit.

Coppélia
Coppélia

Grand jeté uit Coppélia, gechoreografeerd door Enrique Martínez en uitgevoerd door het American Ballet Theatre.

Jack Mitchell

Arabesque en attitude zijn posities waarin de danser op één been staat. In arabesk wordt het andere been (het werkbeen genoemd) recht naar achteren gestrekt; in houding wordt het gebogen en kan het naar voren of naar achteren worden gestrekt.

Zwanenmeer
Zwanenmeer

Natalya Bessmertnova voert een arabesk uit met Nikolay Fadeychev van het Bolsjoi Ballet tijdens een uitvoering van Het Zwanenmeer.

Novosti/Sovfoto

Turns zijn onder andere de pirouette, die wordt uitgevoerd op één been en ter plekke, waarbij het werkbeen in verschillende posities wordt gehouden, zoals houding, gestrekt naar opzij (à la seconde), of met de voet net boven de enkel of bij de knie. Bij de fouetté en tournant wordt het werkbeen recht naar opzij geslingerd en vervolgens naar binnen gebogen, waarbij de voet bij elke omwenteling weer naar de knie van het standbeen wordt gebracht. De piqué is een draaiende beweging, waarbij de danser op het standbeen stapt alvorens erop te draaien (zie piqué-werk).

Al deze passen kunnen worden uitgevoerd in talrijke enchaînements, of combinaties, en met de dansers gegroepeerd in vele verschillende formaties. In het klassieke ballet zijn de formaties meestal symmetrisch, met cirkels of lijnen die de hoofddansers in het midden omlijsten. Adagio, of partnerwerk, is cruciaal voor ballet; de man kan de vrouw ondersteunen in een reeks pirouettes of balansen en kan haar op vele manieren optillen. In het algemeen wisselen de pas de deux, de solo en de groepsdans elkaar vrij regelmatig af, en in de klassieke pas de deux gaan de twee dansers meestal uit elkaar voor individuele variaties voordat ze samenkomen in een laatste coda.

Moderne dans gebruikt veel van de passen en posities van de klassieke dans, maar vaak in een heel andere stijl. De benen kunnen naar binnen worden gedraaid en de voeten worden gebogen of losjes vastgehouden in plaats van puntig (zie onder Soorten dans: moderne dans). Er wordt veel meer gebruik gemaakt van de torso, die kan draaien, buigen of hurken, en meer rollen en vallen, waarbij de danser op of dicht bij de vloer werkt. Veel postmoderne dans maakt gebruik van gewone bewegingen, zoals rennen of lopen, maar ook van eenvoudige zwaai-, spiraal- of strekbewegingen waarbij het hele lichaam betrokken is.

Plaats een reactie