Filosofie als humanistische discipline
Williams was geschoold in de klassieke talen en schreef gedenkwaardig over Plato, Aristoteles, en het Griekse morele bewustzijn, maar hij was ook een van de meest productieve en veelzijdige filosofen van zijn tijd. Zijn gepubliceerde werken omvatten geschriften over René Descartes (1596-1650), Friedrich Nietzsche (1844-1900), en Ludwig Wittgenstein (1889-1951) en belangrijke verhandelingen en boeken over persoonlijke identiteit, de relatie van moraliteit tot menselijke motivatie, het idee van sociale en politieke gelijkheid, de aard en waarde van waarheid, de betekenis van de dood, en de rol en grenzen van objectiviteit in wetenschap, moraliteit, en het menselijk leven. Hij stelde geen systematische filosofische theorie voor; sterker nog, hij stond wantrouwig tegenover systematische theorieën, met name in de ethiek, omdat deze naar zijn mening niet trouw waren aan de contingentie, complexiteit en individualiteit van het menselijk leven.
Williams werd al als student erkend om zijn genialiteit. Hij werd opgeleid in de filosofie toen Oxford de thuisbasis was van de nieuwe stroming van linguïstische analyse, of filosofie van de gewone taal, geleid door J.L. Austin, maar de breedte van zijn culturele, historische en politieke interesses weerhield hem ervan een aanhanger van die school te worden. Hij voldeed aan haar normen van helderheid van uitdrukking en nauwgezetheid in argumentatie, maar zijn doelstellingen in de filosofie gingen veel verder dan conceptuele analyse (zie analytische filosofie). Hij beschouwde filosofie als een poging om een dieper begrip te krijgen van het menselijk leven en het menselijk standpunt in zijn veelvoudige dimensies. Om dezelfde redenen verzette hij zich ook tegen de tendens om wetenschappelijke kennis te beschouwen als het model van begrip waarnaar de filosofie op een abstracter niveau zou moeten streven – een tendens die tijdens zijn leven werd versterkt door de groeiende invloed van de Amerikaanse filosoof W.V.O. Quine en door een verschuiving van het zwaartepunt van de Engelstalige filosofie van Groot-Brittannië naar de Verenigde Staten. Williams was van mening dat de natuurwetenschap een objectiviteit en universaliteit kon nastreven die geen zin had voor humanistische onderwerpen, en zijn grootste invloed kwam van zijn uitdaging aan de ambitie van universaliteit en objectiviteit in de ethiek, vooral zoals uitgedrukt in het utilitarisme maar ook in de traditie die door Immanuel Kant was opgezet.