In de Eerste Wereldoorlog verdreven Britse, Franse en Belgische troepen de Duitsers in ballingschap, waarmee een periode begon van Brits bestuur in twee kleine delen en Frans bestuur in de rest van het gebied. Deze mandaten van de Volkenbond (later trusts van de Verenigde Naties) werden Frans Kameroen en Brits Kameroen genoemd.
Het Britse trustgebied bestond uit een strook land die werd doorsneden door de Benue-rivier langs de oostgrens van Nigeria. De Britse overheersing was een periode van verwaarlozing, en dit, gekoppeld aan de toevloed van talrijke Nigerianen, veroorzaakte grote wrevel. De oude Duitse plantages werden uiteindelijk samengevoegd tot één enkele parastatale (overheids-) onderneming, de Kameroense Ontwikkelingsmaatschappij, en vormden de steunpilaar van de economie. Ook de landbouw ontwikkelde zich, vooral in de laatste jaren van het Britse bewind. De produktie van cacao, koffie en bananen nam snel toe.
Het Franse gebied had een administratie die gebaseerd was op die van de andere gebieden van Frans Equatoriaal Afrika. In Frans-Kameroen vond een grotere ontwikkeling van de landbouw plaats. Er was ook sprake van een beperkte industriële en infrastructurele groei, grotendeels na de Tweede Wereldoorlog. Bij de onafhankelijkheid had Frans Kameroen een veel hoger bruto nationaal product per hoofd van de bevolking, een hoger opleidingsniveau, een betere gezondheidszorg en een betere infrastructuur dan Brits Kameroen.
Hoewel er verschillen waren tussen de Franse en Britse koloniale ervaringen, waren er ook sterke gelijkenissen. Het belangrijkste was dat deze heersers Kameroen verder in het internationale economische systeem trokken. Op het moment van de onafhankelijkheid produceerden de trusts grondstoffen voor de Europese industrie, maar waren zij voor eindprodukten afhankelijk van Europa, en met name van Frankrijk. Deze kwetsbare economie zou Kameroen nog lang blijven parten spelen.