CHAPTER 8 – Artificial Organs

Artificial organs comprise complex medical devices that have active mechanical or biochemical functions such as heart, lung, kidney, liver, pancreas, or neurosensory organs. Kunstorganen kunnen chirurgisch worden geïmplanteerd of extra-lichamelijk zijn (waarbij het bloed tijdelijk buiten het lichaam van de patiënt wordt verwerkt). Hoewel de reeks hulpmiddelen die kunstorganen vormen momenteel beperkt is in klinisch gebruik, is bij aanzienlijk onderzoek en ontwikkeling gebruik gemaakt van hulpmiddelen met actieve mechanische, biologische of massa-uitwisselingsfuncties. Bij deze logische uitbreiding van de biomaterialenwetenschap, vaak tissue engineering genoemd, worden de cellen getransplanteerd of geïnduceerd in de ontvanger door de implantatie van een geschikt resorbeerbaar of een permanent substraat. Congestief hartfalen is de enige categorie hartziekten waarvan de incidentie is blijven toenemen. Totale kunstharten (TAH’s) en ventriculaire hulpmiddelen (VAD’s) bieden het grootste potentieel om in deze klinische behoefte te voorzien door permanente cardiale assistentie of vervanging te bieden. De eerste ontwerpen van TAH’s waren gericht op het nabootsen van het natuurlijke hart. Alle TAH’s moeten voldoen aan specifieke criteria die noodzakelijk zijn voor een succesvolle toepassing bij de mens. Deze ontwerpcriteria zijn (1) een adequaat pompvolume van het bloed dat nodig is om aan de fysiologische behoeften van de ontvanger te voldoen, (2) de juiste anatomische uitlijning ten opzichte van de structuren van de ontvanger die het bloed transporteren dat het TAH binnenkomt en verlaat, (3) geen interferentie met andere organen en behoud van de mogelijkheid om de borstwandstructuren te benaderen, en (4) vermijding van complicaties die direct of indirect door het TAH worden veroorzaakt.

Plaats een reactie