Etymologie 1Edit
Indirect verwant met Latijn ciccum (“onbeduidend ding; kleinigheid”); komt in verschillende Romaanse talen voor als een expressieve creatie.
UitspraakEdit
- IPA(key): /ˈt͡ʃiko/,
- Hyphenation: chi‧co
AdjectiveEdit
chico (vrouwelijk chica, mannelijk meervoud chicos, vrouwelijk meervoud chicas)
- kleinSynoniem: pequeño
DescendantsEdit
- → Papiamentu: chikí, chikitu
NaamwoordEdit
chico m (meervoud chicos, vrouwelijk chica, vrouwelijk meervoud chicas)
- jongen; kindSynoniemen: cabro, chamaco, chaval, chavo, muchacho, niño
GebruiksopmerkingenEdit
Het zelfstandig naamwoord chico is zoals de meeste Spaanse zelfstandige naamwoorden met een menselijke referent. De mannelijke vorm wordt gebruikt als de naamgever een man is, een groep mannen, een groep van gemengd of onbekend geslacht, of een persoon van onbekend of onbepaald geslacht. De vrouwelijke vormen worden gebruikt als bekend is dat de referent een vrouw of een groep vrouwen is.
Afgeleide termenEdit
Verder lezenEdit
- “chico” in Diccionario de la lengua española, Vigésima tercera edición, Real Academia Española, 2014.
ReferencesEdit
- ^ Coromines, Joan; Pascual, José A. (1983-1991) Diccionario crítico etimológico castellano e hispánico (in het Spaans), Madrid: Gredos, →ISBN
Etymologie 2Edit
Geleend van Yucatec Maya chiʼik.
Naamwoord
chico m (meervoud chicos)
- (Mexico) witneus coati (Nasua Narica)
- (Mexico) wasbeer (Procyon lotor)