Civitas

Civitas, meervoud Civitates, burgerschap in het oude Rome. Het Romeinse burgerschap werd verkregen door geboorte als beide ouders Romeinse burgers (cives) waren, hoewel een van hen, meestal de moeder, een peregrinus (“vreemdeling”) kon zijn met connubium (het recht om een Romeins huwelijk aan te gaan). Voor het overige kon het staatsburgerschap worden verleend door het volk, later door generaals en keizers. In de 3e eeuw v. Chr. verwierven de plebejers hetzelfde stemrecht als de patriciërs, zodat alle Romeinse burgers stemrecht kregen, maar de waarde van het stemrecht was gerelateerd aan de rijkdom, omdat de Romeinse vergaderingen georganiseerd waren op grond van bezitskwalificaties. Civitas omvatte ook rechten als jus honorum (geschiktheid voor openbare ambten) en jus militiae (recht op militaire dienst) – hoewel deze rechten werden beperkt door eigendomskwalificaties.

Toen Rome zijn controle in Italië uitbreidde, regelden degenen die in gemeenschappen met Latijnse rechten woonden (een status die oorspronkelijk aan de steden van Latium was toegekend) of in municipia (autonome gemeenschappen) hun eigen lokale aangelegenheden, terwijl zij de meeste rechten van het Romeinse burgerschap genoten, behalve het stemrecht. Latijnse bondgenoten die permanent naar Rome verhuisden, verwierven ook het volledige burgerschap, inclusief het kiesrecht. De socii (bondgenoten), die bij verdrag aan Rome verbonden waren, hadden gewoonlijk niet de rechten van de Romeinse burgers, maar waren wel verplicht militaire dienst te doen en belasting of tribuut te betalen, afhankelijk van de voorwaarden van het verdrag. Ongelukkig met hun steeds minderwaardige status kwamen de socii in opstand; het daaropvolgende conflict werd de Sociale Oorlog genoemd (90-88 v. Chr.), aan het eind waarvan aan geheel Italië ten zuiden van de rivier de Po het volledige staatsburgerschap werd verleend.

Beginnend in de regering van Julius Caesar (ca. 48 v. Chr.) werden buiten het Italiaanse schiereiland kolonies en municipia gesticht. Daarna werd de Romeinse civitas uitgebreid tot de provincialen, maar niet massaal; het verlenen van het Romeinse staatsburgerschap aan soldaten en aristocraten van provinciale afkomst bespoedigde het tempo van de romanisering in de westelijke provincies. Het belang van het Romeinse burgerschap nam in het keizerrijk echter af, omdat de militaire dienst niet langer verplicht was en het kiesrecht door de afschaffing van het republikeinse bestuur ongeldig was geworden. In ad 212 verleende het Edict van Caracalla het burgerschap aan alle vrije inwoners van het rijk.

Civitas duidde ook op een bevoorrechte provinciale gemeenschap. Sommigen werden vrijgesteld van het betalen van tol en van de Romeinse rechtspraak. Anderen kregen zelfbestuur en werden niet onderworpen aan militaire bezetting.

Neem een Britannica Premium-abonnement en krijg toegang tot exclusieve inhoud. Nu abonneren

Plaats een reactie