Velen beschouwen de zogenaamde Concrete City in Nanticoke, Pennsylvania als het eerste voorbeeld van arbeidershuisvesting. Het was een oefening in institutionele architectuur die is verworden tot onverwoestbare moderne ruïnes.
Ook bekend als de “Tuinstad van de Antracietstreek,” de spartaanse gemeenschap werd gegoten in het bestaan in 1911 om te dienen als ultra-moderne huisvesting voor werknemers van een lokale kolenmijnbouw bedrijf. Elk van de 22 gebouwen was opgedeeld in een duplex, bedoeld om twee gezinnen te huisvesten binnen de vrije betonnen ruimtes. De identieke gebouwen stonden verspreid rond een centrale binnenplaats met tennisbanen en een honkbalveld. Ondanks het bedoelde futurisme was het leven in de zuiver betonnen gemeenschap verre van utopisch.
Naast de huur van $8 per maand was het verblijf in de huizen verrassend genoeg aan voorwaarden gebonden, waarbij de huurders niet alleen een werknemer op hoog niveau in de mijn moesten zijn, maar ook dat Engels hun eerste taal was. Veel gezinnen klaagden over het bijna constante vocht dat door de stenen muren naar binnen kroop, en de recreatiegebieden werden achtervolgd door ongelukken, zoals een jongen die verdronk in het pierenbadje. Dan waren er nog de betonnen bijgebouwen die zich achter elk huis bevonden. Het waren deze toiletten die de ondergang van de bedrijfsstad zouden blijken te zijn, omdat de eigenaren van het terrein weigerden een duur maar noodzakelijk rioleringssysteem aan te leggen, en in plaats daarvan de betonnen stad in 1924 gewoon verlieten.
Er werden pogingen ondernomen om de gebouwen af te breken, maar nadat 100 staven dynamiet niet in staat waren om een van de stenen huizen noemenswaardig te beschadigen, werd de stad achtergelaten om gewoon te verloederen. Tegenwoordig is de Betonstad een populaire plek voor graffitikunstenaars en, omgekeerd, trainingsoefeningen voor de wetshandhaving.