Confucianisme in China

Er is veel over het confucianisme geschreven, heel veel. Sinologen en sociologen hebben het gewoonlijk beschouwd als datgene wat de Chinezen tot Chinezen maakte, en wat aan die beschaving, met haar unieke kenmerken, een eigenaardig Chinees karakter gaf. Er is een zekere rechtvaardiging voor deze houding, want vertrouwdheid met de Chinese cultuur, het mechanisme waardoor zij de mensen heeft beïnvloed, en haar oriëntatie en waardesysteem leidt tot de conclusie dat de fundamentele beginselen van het leven van het oude China juist in het Confucianisme hun weerspiegeling vonden. Omgekeerd werden de inheemse Chinese ideeën en instellingen, die in de verre oudheid ontstonden en vervolgens hun belichaming vonden in de leer van Confucius, mettertijd onbetwistbare dogma’s en stelregels die de beginselen van het leven voor eens en voor altijd definieerden en de onveranderlijkheid van deze beginselen streng bewaakten. Het confucianisme ging een zeer kenmerkende rol spelen in de geschiedenis van China en werd een van de belangrijkste oorzaken van de stagnatie en het conservatisme die de sociale structuur en de ontwikkeling van het land kenmerkten. Het Confucianisme, dat voornamelijk op het gebied van sociaal beleid en ethiek werkzaam was, kreeg in de loop der tijden in de praktijk het monopolie op het geestelijk leven van het volk en oefende een onderdrukkende invloed uit op elke creatieve gedachte door een rigoureuze naleving te eisen van geaccepteerde vormen van denken, gedrag en dergelijke. Het is geen toeval dat de eerste en voornaamste reactie van de Chinese revolutionaire democraten van het begin van de 20e eeuw en, later, van de Communisten (Lu Hsun, Li Ta-chao, en anderen) op de erfenis van het Confucianisme een poging was om zich te bevrijden van de lastige ketenen van het verleden, om de “heilige” Confuciaanse voorschriften te veroordelen en af te schaffen, en om de daarop gebaseerde orde af te schaffen.

Plaats een reactie