In de analytische fase (1907-12) was het kubistische palet sterk beperkt, voornamelijk tot zwart, bruin, grijs en gebroken wit. Bovendien waren de vormen streng geometrisch en de composities subtiel en ingewikkeld. Kubistische abstractie zoals vertegenwoordigd door de analytische werken van Pablo Picasso, Georges Braque, en Juan Gris beoogde een beroep op het intellect. De kubisten probeerden alledaagse voorwerpen te laten zien zoals de geest, niet het oog, ze waarneemt: van alle kanten tegelijk. Ook het trompe l’oeil element van de collage werd soms gebruikt.
Tijdens de latere, synthetische fase van het kubisme (1913 tot en met de jaren twintig) waren de schilderijen samengesteld uit minder en eenvoudiger vormen die in mindere mate waren gebaseerd op natuurlijke voorwerpen. Felle kleuren werden gebruikt voor een over het algemeen meer decoratief effect, en veel kunstenaars bleven collages gebruiken in hun composities. De werken van Picasso, Braque, en Gris zijn ook representatief voor deze fase.
- Inleiding
- Kubistische Theorie
- Analytisch en Synthetisch Kubisme
- De reikwijdte van het Kubisme
- Kubistische Inspiratie en Invloed
- Bibliografie