Cultuurtheorie

In de 19e eeuw werd “cultuur” door sommigen gebruikt om te verwijzen naar een breed scala van menselijke activiteiten, en door sommige anderen als synoniem voor “beschaving”. In de 20e eeuw begonnen antropologen te theoretiseren over cultuur als een object van wetenschappelijke analyse. Sommigen gebruikten het om menselijke aanpassingsstrategieën te onderscheiden van de grotendeels instinctieve aanpassingsstrategieën van dieren, met inbegrip van de aanpassingsstrategieën van andere primaten en niet-menselijke hominiden, terwijl anderen het gebruikten om te verwijzen naar symbolische voorstellingen en uitingen van menselijke ervaring, zonder directe aanpassingswaarde. Beide groepen vatten cultuur op als bepalend voor de menselijke natuur.

Volgens vele theorieën die brede aanvaarding hebben gevonden onder antropologen, vertoont cultuur de manier waarop mensen hun biologie en hun omgeving interpreteren. Volgens dit gezichtspunt wordt cultuur zo’n integraal onderdeel van het menselijk bestaan dat zij de menselijke omgeving vormt, en kan de meeste culturele verandering worden toegeschreven aan menselijke aanpassing aan historische gebeurtenissen. Bovendien, gezien het feit dat cultuur wordt gezien als het primaire aanpassingsmechanisme van de mens en zich veel sneller voltrekt dan de menselijke biologische evolutie, kan de meeste culturele verandering worden gezien als cultuur die zich aan zichzelf aanpast.

Hoewel de meeste antropologen proberen cultuur zo te definiëren dat het de mens scheidt van andere dieren, zijn veel menselijke eigenschappen vergelijkbaar met die van andere dieren, in het bijzonder de eigenschappen van andere primaten. Chimpansees hebben bijvoorbeeld grote hersenen, maar menselijke hersenen zijn groter. Evenzo vertonen bonobo’s complex seksueel gedrag, maar de mens vertoont veel complexere seksuele gedragingen. Antropologen debatteren dan ook vaak over de vraag of het menselijk gedrag niet meer in mate dan in soort verschilt van dierlijk gedrag; zij moeten ook manieren vinden om cultureel gedrag te onderscheiden van sociologisch gedrag en psychologisch gedrag.

De versnelling en versterking van deze verschillende aspecten van cultuurverandering zijn onderzocht door de complexiteitseconoom W. Brian Arthur. In zijn boek The Nature of Technology probeert Arthur een veranderingstheorie te formuleren die ervan uitgaat dat bestaande technologieën (of materiële cultuur) op unieke manieren worden gecombineerd die tot nieuwe, nieuwe technologieën leiden. Achter die nieuwe combinatie zit een doelgerichte inspanning die voortkomt uit menselijke motivatie. Deze verwoording suggereert dat we nog maar net beginnen te begrijpen wat nodig is voor een robuustere theorie van cultuur en cultuurverandering, een theorie die samenhang brengt in vele disciplines en die een integrerende elegantie weerspiegelt.

Plaats een reactie