Abstract
Het conservatieve perspectief kent vele varianten, maar het dominante is tegenwoordig verbonden aan het kapitalisme als economisch systeem dat de vrije markt beschouwt als de centrale instelling van de samenleving. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het oudere perspectief van cultuurconservatieven zoals Edmund Burke (Freeman, 1980) die traditie en het behoud van centrale waarden en instituties centraal stelden. Milton Friedman (1962/2002) en de conservatieve economen van “de Chicago School” werden oorspronkelijk gezien als een kleine groep iconoclastische voorstanders van een minimale overheid en een vrije markteconomie in een meer liberale politiek-economische orde die gedomineerd werd door institutionele economen en Keynesiaanse theorieën die de centrale rol van de staat benadrukten (Galbraith, 1952; Keynes, 1936). Sindsdien is het conservatieve perspectief de hoofdstroom binnengedrongen en heeft het denken van de neoklassieke economie veel beleidsinnovaties mogelijk gemaakt en is het zelfs doorgedrongen in de juridische redenering (Posner, 2003). Verschillende belangrijke ideeën en veronderstellingen liggen ten grondslag aan deze neoconservatieve ideologie.