De vele etnische groepen en regio’s van Congo hebben een mozaïek van traditionele kunsten ontwikkeld, waaronder schilderkunst, beeldhouwkunst, muziek en dans. Er is een tendens om beeldhouw- en houtsnijkunst in te delen volgens de stijlen van de gebieden waaruit zij afkomstig zijn. Het zuidwesten is bekend om de stenen en met spijkers bezette nkisi-beelden van het Kongo-volk en de maskers en beeldjes van de Yaka. De Kuba, uit het zuid-centrale gebied, zijn bekend om de ndop, beelden gemaakt naar het evenbeeld van de koning die als symbolische vertegenwoordiger kan dienen bij diens afwezigheid. . De Luba-kunst domineert de zuidoostelijke regio en weerspiegelt de sterke invloed van de vrouw in de samenleving door middel van beeldjes die het moederschap uitbeelden. Ten noorden van de Luba, produceren de Lega maskers en ivoren. De Zande- en Mangbetu-kunst worden tot de noordelijke regio gerekend. De Zande-kunst wordt gekenmerkt door cultusbeeldjes, speer- of boogschachten en antropomorf aardewerk, terwijl de Mangbetu-kunst figuren met gestileerde langgerekte hoofden bevat. Andere volkstradities omvatten het maken van aardewerk, het weven van raffia en het maken van ceremoniële kleding.
Een aantal hedendaagse Congolese auteurs heeft internationale erkenning gekregen, waaronder de dichters Clémentine Madiya Faik-Nzuji, Kama Kamanda en Ikole Botuli-Bolumbu; de toneelschrijver Ntumb Diur; en de romanschrijvers Timothée Malembe en Paul Désiré-Joseph Basembe. Folkloristen en etnografen hebben bloemlezingen gemaakt van de verhalen van de Mbuti Pygmeeën uit het Ituri-woud, de spreekwoorden van de Teke, de sterke verhalen van de Ngbaka en andere traditionele uitdrukkingsvormen.
Muziek is veruit de kunstvorm waarvoor Congo het bekendst is. Kinshasa wordt algemeen beschouwd als een van de grote muziekcentra van de wereld, en de invloed van de Congolese muziek doet zich vooral gevoelen in Afrika ten zuiden van de Sahara. In de jaren 1950 ontwikkelden muzikanten in nachtclubs in de Matonge-wijk van Kinshasa, onder wie vooral Kabesele Tshamala en François Lwambo, een stijl die Afrikaanse jazz (of OK-jazz) werd genoemd en die vervolgens invloed uitoefende op hedendaagse muzikanten in het hele continent en ook in Europa en Noord-Amerika. De rumba en soukous stijlen werden populair in de jaren 1960, met artiesten als Papa Wemba en het Grand Zaïko Orkest die uiteindelijk wereldwijd navolging kregen. Samen met hun geluid ontstonden nieuwe danspassen zoals de cavacha en de silauka, die in heel Afrika op grote schaal werden overgenomen. De meest vereerde muzikale figuur van het land is Papa Wendo (Wendo Kolosoy; 1925-2008), een zanger en muzikant die mede de basis legde van de Congolese rumba en wiens carrière zeven decennia overspande. Eind jaren negentig werd hij uit zijn pensioen gelokt toen liefhebbers van Afrikaanse muziek zijn hit “Marie Louise” uit 1955 herontdekten en hem aanspoorden weer op te treden. Later trad hij op met zijn groep, het Victoria Bakolo Miziki Orchestra, op festivals in heel Afrika en Europa. De populairste inheemse muziekstijl van vandaag is een mengeling van Cubaanse merengue, Congolese rumba en West-Afrikaanse highlife-klanken, een weerspiegeling van de vele invloeden die in Congo samenkomen.