Diabinese

VOORZORGSMAATREGELEN

Algemeen

Macrovasculaire uitkomsten: Er zijn geen klinische studies geweest die overtuigend bewijs hebben geleverd van vermindering van macrovasculaire risico’s met DIABINESE (chloorpropamide) of enig ander anti-diabetes geneesmiddel.

Hypoglykemie: Alle sulfonylureummedicijnen, inclusief chloorpropamide, kunnen ernstige hypoglykemie veroorzaken, die kan leiden tot coma, en ziekenhuisopname kan vereisen. Patiënten die hypoglykemie ervaren, dienen met een geschikte glucosetherapie te worden behandeld en minimaal 24 tot 48 uur te worden gecontroleerd (zie rubriek OVERDOSERING). Een juiste selectie van patiënten, een juiste dosering en juiste instructies zijn belangrijk om hypoglykemische episoden te voorkomen. Regelmatige, tijdige inname van koolhydraten is belangrijk om hypoglykemische voorvallen te voorkomen wanneer een maaltijd wordt uitgesteld of onvoldoende voedsel wordt gegeten of wanneer de inname van koolhydraten onevenwichtig is. Nier- of leverinsufficiëntie kan de dispositie van DIABINESE (chloorpropamide) beïnvloeden en kan ook de gluconeogene capaciteit verminderen, die beide het risico op ernstige hypoglykemische reacties verhogen. Ouderen, verzwakte of ondervoede patiënten en patiënten met bijnier- of hypofyse-insufficiëntie zijn bijzonder gevoelig voor de hypoglycemische werking van glucoseverlagende geneesmiddelen. Hypoglykemie kan moeilijk te herkennen zijn bij ouderen en bij mensen die bèta-adrenerge blokkerende geneesmiddelen gebruiken. De kans op hypoglykemie is groter bij een tekort aan calorieën, na zware of langdurige inspanning, bij inname van alcohol, of bij gebruik van meer dan één glucoseverlagend geneesmiddel.

Omwille van de lange halfwaardetijd van chloorpropamide moeten patiënten die tijdens de therapie hypoglykemisch worden, gedurende ten minste 3 tot 5 dagen zorgvuldig toezicht houden op de dosis en frequent worden gevoed. Ziekenhuisopname en intraveneuze glucose kunnen noodzakelijk zijn.

Verlies van controle over de bloedglucose: Wanneer een patiënt die gestabiliseerd is op een diabetesregime wordt blootgesteld aan stress, zoals koorts, trauma, infectie of chirurgie, kan een verlies van controle optreden. Op dergelijke momenten kan het noodzakelijk zijn om DIABINESE (chloorpropamide) te staken en insuline toe te dienen.

De effectiviteit van elk oraal hypoglykemisch geneesmiddel, waaronder DIABINESE (chloorpropamide) , bij het verlagen van de bloedglucose tot een gewenst niveau neemt bij veel patiënten na verloop van tijd af, hetgeen te wijten kan zijn aan progressie van de ernst van de diabetes of aan verminderde respons op het geneesmiddel. Dit verschijnsel staat bekend als secundaire mislukking, ter onderscheiding van primaire mislukking, waarbij het geneesmiddel bij de eerste toediening bij een individuele patiënt niet werkzaam is. Adequate aanpassing van de dosis en het volgen van het dieet moeten worden beoordeeld alvorens een patiënt als secundair falen te classificeren.

Hemolytische anemie: Behandeling van patiënten met glucose 6-fosfaat dehydrogenase (G6PD) deficiëntie met sulfonylureum middelen kan leiden tot hemolytische anemie. Omdat DIABINESE (chloorpropamide) tot de klasse van de sulfonylureummiddelen behoort, is voorzichtigheid geboden bij patiënten met G6PD-deficiëntie en dient een niet-sulfonylureum alternatief te worden overwogen. In postmarketingrapporten is ook hemolytische anemie gemeld bij patiënten die geen bekende G6PD-deficiëntie hadden.

Geriatrisch gebruik

De veiligheid en werkzaamheid van DIABINESE (chloorpropamide) bij patiënten van 65 jaar en ouder zijn niet goed geëvalueerd in klinische studies. Rapportage van bijwerkingen suggereert dat oudere patiënten een grotere kans hebben op het ontwikkelen van hypoglykemie en/of hyponatriëmie bij gebruik van DIABINESE (chloorpropamide) . Hoewel de onderliggende mechanismen onbekend zijn, lijken abnormale nierfunctie, geneesmiddeleninteractie en slechte voeding bij te dragen aan deze voorvallen.

Laboratoriumonderzoeken

Bloedglucose dient periodiek te worden gecontroleerd. Meting van geglycosyleerd hemoglobine dient te worden uitgevoerd en doelen dienen te worden beoordeeld volgens de huidige zorgstandaard.

Carcinogenese, mutagenese, aantasting van de vruchtbaarheid

Er is geen onderzoek met DIABINESE (chloorpropamide) uitgevoerd om het carcinogene of mutagene potentieel te beoordelen.

Ratten die gedurende 6 tot 12 maanden continu met DIABINESE (chloorpropamide) werden behandeld, vertoonden een wisselende mate van onderdrukking van de spermatogenese bij een dosis van 250 mg/kg (vijf maal de menselijke dosis op basis van het lichaamsoppervlak). De mate van onderdrukking leek overeen te komen met de groeivertraging die optrad bij chronische toediening van hoge doses DIABINESE bij ratten. De menselijke dosis chloorpropamide bedraagt 500 mg/dag (300 mg/M2). Uit zes- en twaalfmaandelijkse toxiciteitsonderzoeken bij respectievelijk de hond en de rat blijkt dat 150 mg/kg goed wordt verdragen. Daarom zijn de veiligheidsmarges op basis van vergelijkingen van de lichaamsoppervlakte driemaal de menselijke blootstelling bij de rat en tienmaal de menselijke blootstelling bij de hond.

zwangerschap

Teratogene effecten

Zwangerschapscategorie C. Er is geen dierlijk voortplantingsonderzoek uitgevoerd met DIABINESE (chloorpropamide) . Het is ook niet bekend of DIABINESE (chloorpropamide) schade aan de foetus kan toebrengen wanneer het aan een zwangere vrouw wordt toegediend of het voortplantingsvermogen kan beïnvloeden. DIABINESE (chloorpropamide) mag alleen aan een zwangere vrouw worden gegeven als de potentiële voordelen het potentiële risico voor de patiënt en de foetus rechtvaardigen.

Omdat gegevens erop wijzen dat abnormale bloedglucosespiegels tijdens de zwangerschap samenhangen met een hogere incidentie van aangeboren afwijkingen, bevelen veel deskundigen aan om tijdens de zwangerschap insuline te gebruiken om de bloedglucosespiegels zo dicht mogelijk bij normaal te houden.

Nonteratogene effecten

Lange ernstige hypoglykemie (4 tot 10 dagen) is gemeld bij pasgeborenen van moeders die op het moment van de bevalling een sulfonylureummiddel toegediend kregen. Dit is vaker gemeld bij het gebruik van middelen met een verlengde halfwaardetijd. Als DIABINESE (chloorpropamide) tijdens de zwangerschap wordt gebruikt, moet het middel ten minste een maand voor de verwachte bevallingsdatum worden gestaakt en moeten andere therapieën worden ingesteld om de bloedglucosespiegels zo dicht mogelijk bij normaal te houden.

Nursing Mothers

Een analyse van een samenstelling van twee monsters van moedermelk, elk genomen vijf uur na inname van 500 mg chloorpropamide door een patiënte, toonde een concentratie van 5 mcg/mL. Ter referentie: de normale piekspiegel van chloorpropamide in het bloed na één dosis van 250 mg is 30 mcg/mL. Daarom wordt het afgeraden dat een vrouw borstvoeding geeft terwijl zij dit geneesmiddel gebruikt.

Gebruik bij kinderen

De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen zijn niet vastgesteld.

Vaardigheid om te rijden en machines te gebruiken

Het effect van DIABINESE (chloorpropamide) op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen is niet onderzocht. Er zijn echter geen aanwijzingen dat DIABINESE (chloorpropamide) deze bekwaamheden kan beïnvloeden. Patiënten dienen zich bewust te zijn van de symptomen van hypoglykemie en voorzichtigheid in acht te nemen tijdens het autorijden en het bedienen van machines.

Plaats een reactie