Individuen met een eetstoornis (ED) beschrijven vaak symptomen van constipatie, zoals een opgeblazen gevoel, zwelling, en buikpijn. Er is echter weinig bekend over de relatie tussen ED-symptomen en chronische constipatie (CC).
In een recent onderzoek, gepubliceerd in Clinical Gastroenterology and Hepatology, analyseerden psychologie promovendus Helen B. Murray, MS, en gastro-enteroloog Kyle Staller, MD, MPH, van het Massachusetts General Hospital en de Harvard Medical School in Boston, 279 CC-patiënten (79,2% vrouwen) die naar tertiaire-zorgcentra waren verwezen voor anale manometrie. Hiervan bleek 19% klinisch significante ED symptomen te hebben. Murray en Staller stelden ook vast dat gastro-intestinale (GI) -specifieke angst de relatie tussen ED-pathologie en constipatiesymptomen medieerde.
De auteurs beantwoordden vragen over de studie voor de Reading Room, en wierpen licht op de driezijdige synergie tussen angst, ED’s, en CC.
Komen er in de dagelijkse praktijk meer CC-patiënten bij gastro-enterologen binnen met bijbehorend ongeordend eetgedrag?
Murray/Staller: Ons vermoeden is niet dat we een verschuiving zien in de demografie van constipatie, maar eerder het afbakenen van een belangrijke subset van de CC populatie die er waarschijnlijk al die tijd al was en te weinig werd herkend door providers.
Verrast het bijna 20% percentage EDs u?
Murray/Staller: Op basis van onze anekdotische ervaring en door CC-patiënten te vragen naar hun ED-gedrag, waren we niet verbaasd dat zo velen in het cohort significante ED-symptomen hadden. Omdat de symptomen van CC, met name een opgeblazen gevoel en een uitgezette buik, een grote invloed kunnen hebben op het lichaamsbeeld, waren we benieuwd hoe deze symptomen zich tot elkaar verhielden.
Waarom heeft u gekeken naar de rol van angst?
Murray/Staller: We hebben ervoor gekozen om specifiek te kijken naar de rol van angst rond GI-symptomen, omdat ED-patiënten zich vaak ernstig zorgen maken over CC-symptomen zoals een opgeblazen gevoel, en veel CC-patiënten een opgeblazen gevoel omschrijven als hun meest vervelende symptoom, zelfs als hun darmen genormaliseerd zijn.
Brengen CC-patiënten hun voedingspatroon op orde om vervelende GI-symptomen te voorkomen of te verminderen? Hoe kunnen dergelijke aanpassingen CC verergeren?
Murray/Staller: Sommige patiënten vermijden langdurig eten, eten kleine hoeveelheden voedsel, of vermijden bepaalde voedingsmiddelen waarvan ze denken dat die hun symptomen veroorzaken.
Dit gedrag geeft patiënten een tijdelijke vermindering van zorgen rond CC-symptomen, wat helaas hun angst/angst voor CC-symptomen versterkt en paradoxaal genoeg CC-symptomen kan verergeren. Wanneer ED en CC comorbide zijn, bestaat de behandeling uit het aanpakken van angst en bezorgdheid over CC-symptomen. Patiënten werken aan het veranderen van verkeerde interpretaties van constipatiesymptomen – bijvoorbeeld leren dat een opgeblazen gevoel niet gelijkstaat aan gewichtstoename. Ze leren ook om negatief gedrag te verminderen, bijvoorbeeld door niet te vasten of laxeermiddelen te misbruiken en het vermijden van voedsel te verminderen.
Wat komt er nu het eerst, de ED of de CC?
Murray/Staller: Dit is een geweldige empirische vraag die onderzocht zou moeten worden! Onze gok is dat het beide kanten op gaat. Onze ervaring is dat we patiënten zien die CC-symptomen ontwikkelen vanwege ED-gedrag, maar ook patiënten met CC die zich zorgen maken over hun lichaamsvorm of gewicht vanwege CC-symptomen.
We moeten niet vergeten dat ED-symptomen een heel spectrum bestrijken — patiënten hoeven geen volledige anorexia, boulimia of binge ED te hebben. Velen maken zich alleen zorgen over hun lichaamsvorm – bijvoorbeeld het gevoel dat ze zijn aangekomen als ze minder vaak stoelgang hebben – zonder dat ze zich bezighouden met voedselbeperking, purgeergedrag of eetbuien.
Hoe speelde het element van GI-specifieke angst een rol bij CC-symptomen?
Murray/Staller: We gebruikten de Viscerale Gevoeligheid Index, een maat voor GI-specifieke angst, ontwikkeld voor evaluatie bij mensen met het prikkelbare darm syndroom. Onze bevindingen bieden voorlopige ondersteuning voor het idee dat ED’s en CC-symptomen samenhangen vanwege bezorgdheid over GI-symptomen. Dergelijke bezorgdheid kan ertoe leiden dat veel patiënten gedrag gaan vertonen dat de bezorgdheid over CC-symptomen helaas alleen maar versterkt.
Wat zijn de implicaties van het onderzoek voor de klinische praktijk en het screenen op ED bij CC-patiënten?
Murray/Staller: Wij stellen voor dat clinici tijdens consultaties met CC-patiënten screenen op ED-symptomen, idealiter met behulp van zelfrapportagemaatregelen, maar op zijn minst met gerichte vragen tijdens de eerste anamnese. Er bestaan verschillende zelfrapportage metingen, waaronder de Eating Attitudes Test-26, de Eating Disorder Diagnostic Scale, en de Eating Disorder Examination-Questionnaire. Artsen kunnen een gesprek aangaan om vast te stellen of ED-symptomen verband houden met de CC van de patiënt, en samenwerken met een gedragsdeskundige om eventuele ED-symptomen die eraan zouden kunnen bijdragen, te behandelen.
Zijn deze bevindingen waarschijnlijk van onmiddellijke invloed op de behandeling van CC-patiënten die zich voor het eerst in uw centrum melden?
Murray/Staller: Vanwege onze anekdotische ervaring met CC-patiënten, screenen wij al vaak op ED-gedrag tijdens onze eerste consulten. De resultaten van het huidige werk suggereren echter dat een meer formele toepassing van zelfrapportage maatregelen voor alle CC patiënten artsen kan helpen onderscheid te maken tussen de vele patiënten met risicovol ED gedrag en patiënten met significante ED pathologie die baat zouden hebben bij een eerdere betrokkenheid van gedragsdeskundige zorgverleners.
Staller werd gesteund door een onderzoeksprijs van de American Gastroenterological Association.
Murray meldde geen belangenconflicten te hebben. Staller en co-auteur Kuo maakten banden met de industrie bekend.