Hoewel Mozes een Hebreeër was, werd hij opgevoed in de koninklijke familie van Egypte als de kleinzoon van de Farao. Zijn afkeer van onrechtvaardigheid kwam tot uitbarsting in een dodelijke aanval op een Egyptische man die hij een Hebreeuwse arbeider zag slaan. Deze daad kwam de Farao ter ore, zodat Mozes voor zijn veiligheid vluchtte en herder werd in Midian, een gebied enkele honderden kilometers ten oosten van Egypte aan de andere kant van het Sinaï-schiereiland. Wij weten niet precies hoe lang hij daar gewoond heeft, maar in die tijd trouwde hij en kreeg hij een zoon. Bovendien gebeurden er twee belangrijke dingen. De koning in Egypte stierf, en de Here hoorde de roep van zijn onderdrukte volk en herinnerde zich zijn verbond met Abraham, Izaäk en Jakob (Exod. 2:23-25). Deze daad van herinnering betekende niet dat God zijn volk vergeten was. Het was een teken dat Hij op het punt stond voor hen te handelen. Daartoe zou Hij Mozes roepen.
Gods oproep aan Mozes kwam terwijl Mozes aan het werk was. Het verslag van hoe dit gebeurde omvat zes elementen die een patroon vormen in het leven van andere leiders en profeten in de Bijbel. Het is daarom leerzaam voor ons om dit roepingsverhaal te onderzoeken en na te denken over de implicaties ervan voor ons vandaag, vooral in de context van ons werk.
Roeping en begaafdheid (Klik om te luisteren)
In dit interview bespreekt Bill Hendricks de betekenis van begaafdheid voor roeping.
Ten eerste confronteerde God Mozes en trok zijn aandacht bij de brandende braamstruik (Exod. 3:2-5). Een bosbrand in de halfwoestijn is niets uitzonderlijks, maar Mozes was geïntrigeerd door de aard van deze brand. Mozes hoorde zijn naam roepen en antwoordde: “Hier ben ik” (Exod. 3:4). Dit is een verklaring van beschikbaarheid, niet van plaats. Ten tweede stelde de Heer zichzelf voor als de God van de aartsvaders en deelde Hij zijn voornemen mee om zijn volk uit Egypte te redden en hen naar het land te brengen dat Hij aan Abraham had beloofd (Exod. 3,6-9). Ten derde gaf God Mozes de opdracht naar Farao te gaan om Gods volk uit Egypte te halen (Exod. 3:10). Ten vierde, Mozes maakte bezwaar (Exod. 3:11). Hoewel hij zojuist een krachtige openbaring had gehoord van wie op dit moment tot hem sprak, was zijn onmiddellijke zorg: “Wie ben ik?” In antwoord hierop stelde God Mozes gerust met een belofte van Gods eigen aanwezigheid (Exod. 3:12a). Tenslotte sprak God over een bevestigend teken (Exod. 3:12b).
Dezelfde elementen zijn aanwezig in een aantal andere roepingsverhalen in de Schrift – bijvoorbeeld in de roepingen van Gideon, Jesaja, Jeremia, Ezechiël, en sommige van Jezus’ discipelen. Dit is geen starre formule, want veel andere roepingsverhalen in de Schrift volgen een ander patroon. Maar het suggereert wel dat Gods roeping vaak tot stand komt via een lange reeks van ontmoetingen die een persoon in de loop van de tijd op Gods weg leiden.
The |
The |
The |
The |
Jesus’ |
|
Confrontation |
6:11b-12a |
1:1-28a |
|||
Inleiding |
6:12b-13 |
1:5a |
1:28b-2:2 |
||
Commissie |
1:5b |
28:19-20a |
|||
Objectie |
6:11a |
2:6, 8 |
|||
Verzekering |
6:11b-13 |
1:7-8 |
28:20b |
||
Bevestigend |
Waarschijnlijk het |
Merk op dat deze roepingen niet in de eerste plaats betrekking hebben op priesterlijke of godsdienstige werkzaamheden in een gemeente. Gideon was een militair leider; Jesaja, Jeremia en Ezechiël sociale critici; en Jezus een koning (hoewel niet in de traditionele zin). In veel kerken wordt de term “roeping” vandaag de dag beperkt tot religieuze beroepen, maar dit is niet zo in de Schrift, en zeker niet in Exodus. Mozes zelf was geen priester of religieus leider (dat waren de rollen van Aäron en Mirjam), maar een herder, staatsman en gouverneur. De vraag van de Heer aan Mozes: “Wat hebt gij daar in uw hand?” (Exod. 4:2) gebruikt Mozes zijn gewone gereedschap, het hoeden van schapen, voor doeleinden die hij nooit voor mogelijk had gehouden (Exod. 4:3-5).
Brevard S. Childs, Memory and Tradition in Israel (Londen: SCM Press, 1962).