Hoewel de conventionele wijsheid het kanaal van Schlemm (ook gekend als de scleral veneuze sinus) als een ader beschouwt, heeft het kanaal verschillende structurele en functionele kenmerken die doen denken aan de lymfatische vasculatuur. Opmerkelijk is dat het nooit met bloed wordt gevuld in fysiologische omstandigheden, omdat het geen arteriële bloedcirculatie ontvangt.
Drie recente onafhankelijke baanbrekende studies door Aleksanteri Aspelund en Kari Alitalo van de Universiteit van Helsinki, Dae-Young Park en Koh Gou Young van het Institute for Basic Science en KAIST, en Krishnakumar Kizhatil en Simon W. M. John van het Howard Hughes Medical Institute, ontdekten dat het kanaal van Schlemm verschillende kenmerken vertoont van lymfatisch endotheel, met inbegrip van de expressie van PROX1, VEGFR3, CCL21, FOXC2, maar niet de expressie van LYVE1 en PDPN, wat erop wijst dat het kanaal van Schlemm een lymfatisch-achtig vat is. Ontwikkelingsstudies toonden aan dat het Schlemm’s kanaal zich ontwikkelt via een uniek mechanisme waarbij veneuze endotheelcellen in het oog worden getransdifferentieerd tot lymfatische endotheelcellen.
De ontwikkelingsmorfogenese van het kanaal was gevoelig voor de remming van lymfangiogene groeifactoren, en bij volwassenen vergrootte de toediening van de lymfangiogene groeifactor VEGFC het Schlemm’s kanaal, wat geassocieerd werd met een verlaging van de intraoculaire druk.
In de gecombineerde afwezigheid van angiopoietine 1 en angiopoietine 2, slaagden het Schlemm’s kanaal en de episclerale lymfatische vasculatuur er volledig niet in zich te ontwikkelen, wat resulteerde in buphthalmos en glaucoom.