Hypersensitiviteit voor 35% koolstofdioxide bij patiënten met een volwassen verlatingsangststoornis

Achtergrond: Volwassenen met paniekstoornis (PD) en kinderen met verlatingsangststoornis (CSAD) vertonen een hogere reactiviteit op CO(2). Onze hypothese was dat patiënten met een volwassen verlatingsangststoornis (ASAD) een vergelijkbare overgevoeligheid voor CO(2) zouden vertonen. In de huidige studie bepaalden we of de gevoeligheid voor CO(2) verhoogd was bij volwassen patiënten met separatieangststoornis zonder voorgeschiedenis van paniekaanvallen.

Methoden: Patiënten met PD (n=38), volwassen separatieangststoornis (ASAD) patiënten zonder voorgeschiedenis van paniekaanvallen (n=31), en gezonde proefpersonen (n=40) ondergingen een 35% CO(2) inhalatie challenge procedure. Basislijn en post-inhalatie angst werden beoordeeld met de Acute Panic Inventory, Visual Analog Scale, en Anxiety Sensitivity Index-3 (ASI-3).

Resultaten: Zoals verondersteld was het percentage CO(2)-geïnduceerde paniekaanvallen significant groter in de PD- en ASAD-patiëntengroepen (respectievelijk 55,3% en 51,6%) dan in de gezonde vergelijkingsgroep (17,5%). Negen (69,2%) van de 13 patiënten in de PD-groep die tegelijkertijd met PD een ASAD hebben, hadden een CO(2)-geïnduceerde paniekaanval. De ASI-3 totaalscores waren niet verschillend tussen de PD- en de ASAD-groep en beide waren significant hoger dan de controles. Angstgevoeligheid voorspelde echter niet het optreden van paniekaanvallen.

Beperkingen: De onderzoekers waren niet blind voor de diagnose en er was geen placebo-arm ter vergelijking. Bovendien werden parameters van de ademhalingsfysiologie niet geëvalueerd.

Conclusie: ASAD werd geassocieerd met CO(2) overgevoeligheid, vergelijkbaar met PD. Deze bevinding ontvouwt gedeeltelijk de complexe relatie van ‘CSAD, PD, en CO(2) overgevoeligheid’ en geeft aan dat CO(2) overgevoeligheid en verlatingsangst samen verder reiken dan de kindertijd.

Plaats een reactie