Nadat de wereldwijde klimaatcrisis steeds sneller om zich heen grijpt, vragen leerkrachten en onderzoekers zich af of en hoe ze deze kwestie met kinderen kunnen aanpakken. Moeten we openlijk over de crisis praten en kinderen aanmoedigen hun dagelijkse gewoonten te veranderen? Of bestaat het risico dat we daarmee jonge geesten, die zich nog in een kritieke en vroege ontwikkelingsfase bevinden, angst aanjagen?
In de VN-doelen voor duurzame ontwikkeling wordt opgemerkt dat kinderen
critische agenten van verandering zijn en in de nieuwe doelen een platform zullen vinden om hun oneindige capaciteiten voor activisme te kanaliseren in het creëren van een betere wereld.
De Australische kwaliteitsnormen inzake onderwijs en opvang voor jonge kinderen vereisen dat kinderopvangvoorzieningen kinderen helpen om milieuverantwoordelijk te worden. Maar hoe kan dit beleid worden omgezet in een levende praktijk?
Contact met de natuur is een cruciaal onderdeel van duurzaamheidseducatie in voor- en vroegschoolse educatie en opvang. Dit helpt kinderen een waardering te ontwikkelen voor de aarde en al haar bewoners. Opvoeders in de kinderopvang kunnen zorgen voor een leercultuur waarin kinderen spelenderwijs en met creativiteit vaardigheden ontwikkelen om voor de natuur te zorgen, zonder hen daarbij massaal te belasten.
Programma’s om kinderen te helpen leren
Er zijn veel manieren waarop spelen kinderen kan helpen van de wereld om hen heen te houden. Bijvoorbeeld, het kinderrijmpje over Dingle Dangle vogelverschrikker kan kinderen helpen bij het moestuinieren. Kinderen kunnen doen alsof de vogelverschrikker de tuin veilig houdt.
Ze zouden zelf een vogelverschrikker kunnen bouwen, wat creativiteit zou inspireren en hen tegelijkertijd zou onderwijzen over de leefomgeving.
Ons recent onderzoek (nog niet gepubliceerd) onderzocht een educatief programma met 200 kinderen in de leeftijd van drie tot vijf jaar. De kinderen leerden hoe ze afval moesten sorteren, verminderen en recycleren in verschillende kleurgecodeerde bakken. Terwijl ze voedselafval sorteerden, voerden de kinderen ook kippen en compostwormen.
De leerkrachten breidden deze activiteiten uit door de kinderen te vertellen hoe levende dingen met elkaar in verband staan, wat de kinderen zelf hadden gezien toen ze de kippen en de wormen voerden. Deze nieuwe kennis vond zijn weg naar de thuisomgeving van de kinderen, waar we ontdekten dat kinderen hun gezinnen herinnerden aan het sorteren van huishoudelijk afval. Dit had vervolgens een effect op de recyclingpraktijken van de ouders.
In New South Wales hielp een programma kinderen te leren over water. Kinderen in drie kleuterscholen (in de leeftijd van drie tot vijf jaar) werd gevraagd druppende kranen te melden, ze leerden over toiletten met halve spoeling en kregen de opdracht gezinnen te adviseren korter te douchen. Uit een evaluatie van dit programma bleek dat kinderen moed en agency hadden ontwikkeld als het ging om waterbewustzijn, omdat hun gevoelens, gedachten en vragen serieus werden genomen en door volwassenen met empathie en belangstelling werden beantwoord.
Van wanhoop naar hoop
Volwassenen zijn sterke rolmodellen voor de manier waarop kinderen het belang van de wereld om hen heen begrijpen. Als volwassenen op een respectvolle manier omgaan met dieren, en zelfs met wezens zoals spinnen, krijgen kinderen de boodschap dat deze wezens recht hebben op zorg en bescherming.
Als je snel een spin voor de ogen van een kind wegveegt, kan dat biofobie creëren, waarbij wezens als angstaanjagend ongedierte worden beschouwd.
Uit studies is gebleken dat opvoeders zich ongemakkelijk kunnen voelen bij het opnemen van duurzaamheidspraktijken in de opvoeding van jonge kinderen. Studies tonen aan dat opvoeders een beperkt begrip hebben van duurzaamheidskwesties, en weinig vertrouwen hebben in het onderwijzen van een dergelijk waardengeladen onderwerp.
Maar leerkrachten hoeven de ins en outs van klimaatverandering niet te kennen om kinderen te leren hoe ze de planeet moeten respecteren. Ze kunnen kinderen gewoon aanmoedigen om in de natuur te spelen en een rolmodel te zijn voor gedrag waaruit blijkt dat ze het milieu waarderen.
De Finse aanpak van onderwijs en opvang voor jonge kinderen biedt een goede casestudy voor het integreren van duurzaamheid in het kleuteronderwijs. Het Finse curriculum is gebaseerd op een speelse leerbenadering waarbij een respectvolle dialoog tussen kinderen en volwassenen het leren ondersteunt.
Het leerplan geeft leerkrachten handvatten om tegemoet te komen aan de zorgen van kinderen met benaderingen die aanzetten tot acties, die hoop scheppen. Jonge kinderen zien zichzelf meer als een natuurlijk onderdeel van de omgeving dan oudere kinderen. Leerkrachten kunnen de acties van jonge kinderen vanuit deze positie ondersteunen.
Een volwassene kan bijvoorbeeld een spin verplaatsen naar een plek waar er niet op wordt getrapt. Kinderen kunnen dan toekijken om er zeker van te zijn dat het veilig is, wat hen een gevoel van agency geeft in hun omgeving. Op die manier kunnen kinderen voelen dat ze controle hebben over de kleinere elementen van de natuur en dat ze er invloed op kunnen uitoefenen. Dit geeft hen een gevoel van empowerment in plaats van zich overweldigd en hulpeloos te voelen, wat leidt tot wanhoop en angst.
Duurzaamheidseducatie voor kinderen kan het best worden benaderd door hen te helpen hun plaats in het web van het leven te begrijpen, dat hun bestaan ondersteunt in termen van schone lucht en water, voedsel en kleding, en andere benodigdheden voor een fatsoenlijk leven.