Krijttekening, in de beeldende kunst, techniek van het tekenen met krijt, een geprepareerde natuurlijke steen of aardsubstantie die gewoonlijk verkrijgbaar is in zwart (gemaakt van zachte zwarte steen of van een samenstelling met onder meer lampzwart), wit (gemaakt van verschillende soorten kalksteen), en rood, of sanguine (gemaakt van rode aarde zoals rode oker). De vroegste krijttekeningen dateren uit het Paleolithicum.
Deze techniek werd in de eerste plaats geprefereerd als een medium voor het maken van snelle voorlopige schetsen, af en toe voor het opruwen van de achtergrond van een groter werk, en in toenemende mate sinds de late Renaissance als een medium op zich voor afgewerkte tekeningen. In de 16e en 17e eeuw combineerden Peter Paul Rubens en andere kunstenaars vaak zwart en wit krijt, een techniek die bekend staat als aux deux crayons. Door de ontwikkeling van rococokunstenaars als Antoine Watteau en François Boucher werd het expressieve bereik van krijttekeningen even groot als dat van aquarellen of pastels. De middelen die in de 18e eeuw werden gebruikt om dit subtiele effect te bereiken, waren onder andere het gebruik van gekleurd papier, het combineren van rood, zwart en wit krijt (een techniek die bekend staat als aux trois crayons), en het manipuleren van het medium om een effect van massa in plaats van lijn te creëren. In de 20e eeuw werd krijt vooral gebruikt door kunstenaars die zich hielden aan traditionele kunststijlen, maar ook door avant-garde schilders als Henri Matisse, Pablo Picasso, en Willem de Kooning. Zie ook sanguine.