Bij chronische sinusitis maxillaris werden de pathologische veranderingen in het zieke slijmvlies vroeger als onomkeerbaar beschouwd, zodat radicale verwijdering noodzakelijk was, hetgeen alleen mogelijk is met de Caldwell-Luc operatie. De ontdekking van de omkeerbaarheid van de pathologie veroorzaakte een verschuiving van de Caldwell-Luc naar endonasale procedures, waarvan de inferieure meatale antrostomie de meest gebruikte werd. Nasendoscopie, later gecombineerd met computertomografie, leidde tot de ontwikkeling van het concept van de osteomeatale eenheid, en dus van de functionele endoscopische sinuschirurgie, die zich concentreert rond het infundibulumgebied. Met het oog op de mogelijke risico’s en complicaties van die methode wordt hier gepropageerd om een onderscheid te maken tussen deze twee technieken: Wanneer het brandpunt van de chronische sinusitis in het infundibulum/anterieure ethmoïdgebied blijkt te liggen, lijkt de functionele endoscopische chirurgie de voorkeur te verdienen; Voor gevallen waarin het ontstekingsproces grotendeels beperkt was tot de maxillaire sinus bleek een gemodificeerde inferieure meatale antrostomietechniek een succespercentage van 92% te hebben in 378 sinussen.