By Ellen Braaten, PhD
Posted in: Rang School, Ouderlijke Zorgen, U & Uw Familie
Topics: ADHD, Leer- en Aandachtsproblemen, V+A
Ik krijg vaak de vraag of ADHD “overgediagnosticeerd” is. Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) is een van de meest voorkomende – en volgens sommigen een van de meest belemmerende – kinderstoornissen. Ongeveer drie tot vijf van elke 100 schoolgaande kinderen voldoen aan de criteria voor ADHD. Interessant is dat onderzoek heeft aangetoond dat ADHD zowel over- als ondergediagnosticeerd wordt.
Er zijn kinderen die gediagnosticeerd worden met ADHD die dat niet hadden moeten zijn. In deze gevallen kunnen de kinderen in feite andere stoornissen hebben, zoals een leerstoornis of een emotionele stoornis, waardoor hun gedrag op ADHD lijkt, of ze hebben helemaal geen stoornis, maar krijgen toch het etiket ADHD opgeplakt.
Tegelijkertijd worden andere kinderen – met name meisjes – met aandachtsproblemen vaak ondergediagnosticeerd, omdat hun problemen doorgaans geen problemen veroorzaken voor anderen dan henzelf. Samantha, een 14-jarige die ik evalueerde, was zo’n geval. Jaar na jaar noemden de leraren haar “ruimteziek”, “ongeorganiseerd” en “onoplettend”, maar ze werd niet geëvalueerd voor ADHD omdat men dacht dat ze dit gedrag onder controle had en omdat ze geen problemen veroorzaakte met haar klasgenoten.
Het is duidelijk dat er nog steeds verwarring bestaat – althans binnen de klinische praktijk – over de diagnose ADHD. Een deel van de verwarring komt voort uit het feit dat ADHD vaak samen met andere stoornissen voorkomt, en dat er verschillende subtypes van ADHD zijn: Overwegend hyperactieve/impulsieve presentatie; Overwegend onoplettende presentatie; en gecombineerde presentatie.
Kinderen met ADHD hebben de neiging problemen te hebben met een of andere combinatie van impulsiviteit, hyperactiviteit, aandacht en afleidbaarheid. ADHD komt drie tot zes keer vaker voor bij jongens dan bij meisjes, hoewel – zoals hierboven vermeld – sommige onderzoekers hebben aangegeven dat meisjes ondergediagnosticeerd worden omdat hun symptomen minder problemen veroorzaken voor anderen, en daarom niet zo vaak worden doorverwezen voor evaluatie.
Over het geheel genomen suggereert onderzoek dat er veel factoren zijn die meespelen in de vraag naar de juiste diagnose, waaronder het geslacht van zowel het kind als de behandelaar. Jongens hebben meer kans om de diagnose ADHD te krijgen en mannelijke clinici zijn meer geneigd om een diagnose te stellen. Alles bij elkaar genomen is het, om een verkeerde diagnose van ADHD en een voortijdige behandeling te voorkomen, voor clinici van cruciaal belang om niet alleen op intuïtie te vertrouwen, maar om zich strikt te houden aan goed gedefinieerde, vastgestelde diagnostische criteria. Het is ook belangrijk om informatie te verkrijgen uit meerdere bronnen, waaronder ouders en leerkrachten, en om gestandaardiseerde diagnostische vragenlijsten en checklists te gebruiken.
Deel op sociale media
Deel Tweet
Was dit bericht nuttig?
Ellen Braaten, PhD
Ellen Braaten, PhD, is uitvoerend directeur van het Learning and Emotional Assessment Program (LEAP) van het Massachusetts General Hospital (MGH), universitair hoofddocent psychologie aan de Harvard Medical School, en voormalig co-directeur van het MGH Clay Cente…
Om de volledige bio te lezen klik hier.