Rietmeubelen, meubelen waarbij een netwerk van gespleten stokken over delen van het raamwerk is gespannen, voornamelijk op de rugleuningen en zittingen van stoelen. Het werd reeds in de 2e eeuw in India vervaardigd en was ook bekend in China. Riet werd in Europa ingevoerd door de Oost-Indische Compagnie, en tegen het einde van de 17e eeuw kwamen meubelen van riet in Engeland en Nederland in de mode. Het wordt vooral geassocieerd met de stoelen met hoge rugleuning en sierlijk gebeeldhouwde voorpoten die ten tijde van de Engelse Restauratie werden gemaakt. In Frankrijk was het canework populair voor minder weelderige meubelen tijdens het Régence en werd het nog gebruikt in de Lodewijk XV periode. In het Engeland van het begin van de 19e eeuw kwam het geleidelijk weer in zwang door het gebruik van meubelen in Chinese smaak.
Thomas Sheraton stelde in The Cabinet Dictionary (1803) voor om riet te gebruiken voor beduiteinden en “any thing where lightness, elasticity, cleanness, and durability, ought to be combined.” Op Engelse stijlen gebaseerde rieten meubels werden geïntroduceerd in Duitsland, Spanje en de Amerikaanse koloniën; de raadszaal in Williamsburg, Va., bijvoorbeeld, werd vroeg in de 18e eeuw ingericht met rieten stoelen. Rietwerk is nooit helemaal uit de mode geraakt en wordt nog steeds gebruikt.