Rotatie met de klok mee en tegen de klok in: Prognostic Value for Cardiovascular Mortality

In een “normaal” elektrocardiogram (ECG) vindt de overgang van de QRS-as in de precordiale afleidingen plaats tussen de afleidingen V3 en V4 (d.w.z. er is een dominante S in V3 en een dominante R in V4). “Rotatie tegen de wijzers van de klok in” verwijst naar een variant waarbij de overgang “vroeg” optreedt, bij of voor afleiding V3, terwijl “rotatie met de wijzers van de klok mee” een variant is waarbij de overgang laat optreedt, bij of na afleiding V4. Hoewel dit al lang bekend is, is de klinische betekenis van rotatie met de klok mee en tegen de klok in nog niet goed gedefinieerd. Nakamura en collega’s (2012) gebruikten het NIPPON DATA-cohort om de prognostische waarde van rotatie met de klok mee en tegen de klok in te beoordelen.

Het NIPPON DATA-cohort nodigde >13.000 personen in 300 gezondheidsdistricten uit om deel te nemen aan een longitudinale studie. Personen met een voorgeschiedenis van beroerte of coronaire hartziekten werden uitgesloten van deelname. De proefpersonen in deze analyse werden ingeschreven in 1980, toen zij een volledige anamnese en lichamelijk onderzoek, laboratoriumonderzoek, vragenlijst over hun levensstijl en 12-afleidingen ECG ondergingen; zij werden vervolgens gevolgd tot 2004. Voor 9067 personen was een volledige dataset beschikbaar. ECG’s werden geanalyseerd door twee onafhankelijke waarnemers; in geval van onenigheid tussen de lezers, bepaalde een panel van epidemiologen en cardiologen de uiteindelijke codering. Op baseline had 51,7% van de proefpersonen (48,4% van de vrouwen, 56,0% van de mannen) een normale rotatie, 41,4% (45,8% van de vrouwen, 35,8% van de mannen) had een rotatie tegen de klok in, en 6,9% (5,8% van de vrouwen, 8,2% van de mannen) had een rotatie met de klok mee. Een soortgelijke verhouding werd waargenomen bij proefpersonen die in 1990 waren ingeschreven in de NIPPON DATA. In univariate analyse was linksdraaiing bij mannen geassocieerd met een hogere prevalentie van hartfalen, hart- en vaatziekten, coronaire hartziekten en totale sterfte, terwijl linksdraaiing geassocieerd was met een lagere prevalentie van hart- en vaatziekten en totale sterfte. Bij vrouwen werd rechtsom draaien in verband gebracht met een hogere incidentie van cardiovasculaire risicofactoren (hypertensie, hoger cholesterolgehalte, hogere bloedglucosespiegels), en hogere percentages hartfalen, hart- en vaatziekten en sterfte. Daarentegen werd linksom draaien in verband gebracht met een lagere incidentie van hypertensie, beroertes, hart- en vaatziekten en sterfte. Bij zowel mannen als vrouwen nam de prevalentie van rechtsom draaien toe met de leeftijd en werd een lagere prevalentie waargenomen bij personen met een gemiddelde body mass index. Rotatie met de klok mee was geassocieerd met hogere percentages van andere milde ECG-afwijkingen, waaronder asafwijking, ST-depressie, atriumfibrilleren, T-golfinversie en kleine Q-golven. Cox analyse vond een positieve associatie tussen rotatie met de klok mee en hartfalen, hart- en vaatziekten (HR, 1,28), en totale mortaliteit (HR, 1,15). Daarentegen was er een negatieve associatie tussen rotatie met de klok mee en beroerte (HR, 0,77) en hart- en vaatziekten (HR, 0,81) bij mannen en vrouwen, en totale mortaliteit (HR, 0,87) bij vrouwen.

Deze analyse suggereert sterk dat, in de onderzochte populatie, rotatie met de klok mee negatieve prognostische implicaties heeft, terwijl rotatie tegen de klok in positieve prognostische implicaties heeft. Vanwege de homogene etniciteit van het cohort is het op basis van deze studie niet mogelijk om vast te stellen of een soortgelijke relatie ook in andere populaties bestaat. Aangezien de analyse slechts één baseline ECG gebruikte, is verder onderzoek nodig om de evolutie (en de betekenis daarvan) van asrotatie in de tijd te documenteren. Een dergelijke longitudinale analyse kan ook inzicht verschaffen in de pathofysiologische basis van de waargenomen relatie.

Plaats een reactie