Sir Arthur Evans

Sir Arthur Evans, voluit Sir Arthur John Evans, (geboren 8 juli 1851, Nash Mills, Hertfordshire, Engeland – overleden 11 juli 1941, Youlbury, bij Oxford, Oxfordshire), Brits archeoloog die de ruïnes van de antieke stad Knossos op Kreta opgroef en bewijzen blootlegde van een verfijnde beschaving uit de Bronstijd, die hij Minoïsch noemde. Zijn werk was een van de belangrijkste prestaties van de archeologie en heeft de studie van de prehistorie in Europa en het oostelijke Middellandse-Zeegebied sterk vooruitgeholpen.

Een vooraanstaand geleerde, Evans was curator van het Ashmolean Museum, University of Oxford, van 1884 tot 1908 en werd buitengewoon hoogleraar in de prehistorische archeologie in Oxford in 1909. Zijn belangstelling voor oude munten en het schrift op stenen zegels van Kreta lokte hem in 1894 voor het eerst naar het eiland. Het jaar daarop publiceerde hij Kretenzische Pictogrammen en Prae-Phoenicisch schrift. Tijdens een toespraak in 1896 suggereerde hij dat de Myceense beschaving van het Griekse vasteland haar oorsprong had op Kreta. Drie jaar later kocht hij een stuk land dat de plaats van Knossos omvatte, en na een jaar graven had hij paleisruïnes blootgelegd die 2,2 hectare besloegen. De omvang en pracht van de vondsten wezen erop dat Knossos een oude culturele hoofdstad was geweest. De complexe plattegrond van het paleis deed denken aan het labyrint dat in verband werd gebracht met de legendarische koning Minos, waardoor Evans de beschaving de naam Minoan gaf.

In de loop van de volgende 25 jaar zette Evans zijn onderzoek voort. Gravend onder de Bronstijd ruïnes, stuitte hij op overblijfselen van een Neolithische beschaving, en hielp zo Mycene in historisch perspectief te plaatsen. Zijn ontdekking van Egyptische artefacten uit bekende historische perioden hielp hem de perioden van de Minoïsche beschaving vast te stellen. Latere schattingen wijken echter af van de zijne.

Knossos leverde ook zo’n 3000 kleitabletten op met een vorm van Myceens schrift, het Lineaire B schrift. Evans hoopte dit te kunnen ontcijferen, evenals de andere vormen, het Lineaire A en het picturale. Hij slaagde daar niet in, maar een lezing die hij in 1936 gaf, inspireerde de Britse architect en amateur-linguïst Michael Ventris om aan het schrift te werken. (Ventris – met de hulp van Cambridge linguïst John Chadwick en voortbouwend op het nauwgezette werk van Brooklyn College professor in de klassieke talen Alice E. Kober – presenteerde later het bewijs dat Lineair B een vorm van het Grieks was, en zijn voorstel werd algemeen aanvaard). Evans behandelde alle drie vormen in Scripta Minoa (vol. 1, 1909; vol. 2, ed. door J.L. Myres, 1952). The Palace of Minos, 4 vol. (1921-36), was zijn eigen definitieve behandeling van zijn werk. Evans ontving vele onderscheidingen voor zijn ontdekkingen en werd in 1911 geridderd.

Gebruik een Britannica Premium-abonnement en krijg toegang tot exclusieve inhoud. Nu abonneren

Plaats een reactie