Volgens teksten van Mozarabs in het noorden van Hispania aan het eind van de negende eeuw kozen de Visigoten in 718 een edelman genaamd Pelagius (681-737) tot hun princeps, of leider. Pelagius, de eerste vorst van het Asturische Koninkrijk, was een kleinzoon van een vroegere koning van Hispania, Chindasuinth, en zoon van Favila, die een hoogwaardigheidsbekleder was geweest aan het hof van de Visigotische koning Egica (687-700), zijn hoofdkwartier vestigde te Cangas de Onís, Asturië en een opstand uitlokte tegen de Umayyad Moslims.
Vanaf het begin van de Moslim invasie in Hispania waren vluchtelingen en strijders uit het zuiden van het schiereiland naar het noorden getrokken om aan het Islamitisch gezag te ontkomen. Sommigen hadden hun toevlucht gezocht in de afgelegen bergen van Asturië in het noordwesten van het Iberisch schiereiland. Daar, onder de bezitlozen van het zuiden, rekruteerde Pelagius zijn bende strijders.
Historicus Joseph F. O’Callaghan zegt dat de overblijfselen van de Hispano-Gothische aristocratie nog steeds een belangrijke rol speelden in de samenleving van Hispania. Aan het einde van de Visigotische overheersing voltrok de assimilatie van Hispano-Romanen en Visigoten zich in een snel tempo. Hun edelen begonnen zichzelf te beschouwen als één volk, de gens Gothorum of de Hispani. Een onbekend aantal van hen vluchtte en zocht zijn toevlucht in Asturië of Septimania. In Asturië steunden zij de opstand van Pelagius en vormden samen met de inheemse leiders een nieuwe aristocratie. De bevolking van het berggebied bestond uit inheemse Asturen, Galiciërs, Cantabri, Basken en andere groepen die niet in de Hispano-Gotische samenleving waren geassimileerd.
Pelagius’ eerste daden waren het weigeren om nog langer de jizya (belasting op niet-moslims) aan de moslims te betalen en het aanvallen van de kleine Umayyad garnizoenen die in het gebied gelegerd waren geweest. Uiteindelijk slaagde hij erin een provinciegouverneur genaamd Munuza uit Asturië te verdrijven. Hij behield het gebied tegen een aantal pogingen om de islamitische controle te herstellen, en stichtte spoedig het Koninkrijk Asturië, dat een christelijk bolwerk werd tegen verdere islamitische expansie.
De eerste paar jaar vormde deze opstand geen bedreiging voor de nieuwe meesters van Hispania, wier machtszetel in Cordoba was gevestigd. Bijgevolg was er slechts een kleine, oppervlakkige reactie. Pelagius was niet altijd in staat de Moslims uit Asturië te houden, maar zij konden hem ook niet verslaan, en zodra de Moren vertrokken waren, herstelde hij altijd weer de controle. De Islamitische strijdkrachten waren gericht op het overvallen van Narbonne en Gallië, en er was een tekort aan mankracht om een onbeduidende opstand in de bergen neer te slaan. Pelagius heeft nooit geprobeerd de kwestie te forceren, en het was een nederlaag van de Umayyaden elders die waarschijnlijk de weg vrijmaakte voor de Slag bij Covadonga. Op 9 juli 721 werd een moslimleger dat de Pyreneeën was overgestoken en het koninkrijk der Franken was binnengevallen, door hen verslagen in de Slag bij Toulouse, in het huidige Frankrijk. Dit was de eerste serieuze tegenslag in de moslimcampagne in Zuidwest-Europa. Omdat hij niet naar Cordoba wilde terugkeren met zulk slecht nieuws, besloot de Omajjdische wāli, Anbasa ibn Suhaym Al-Kalbi, dat het neerslaan van de opstand in Asturië op weg naar huis, zijn troepen een gemakkelijke overwinning zou opleveren en hun zwakke moraal zou opkrikken.