Steven Pinker
Johnstone Family Professor of Psychology
Harvard College Professor
In het midden van de 20e eeuw was de psychologie niet langer “de wetenschap van het mentale leven” (zoals William James het had gedefinieerd), maar “de wetenschap van het gedrag.” Mentalistische concepten – gedachten, herinneringen, doelen, emoties – waren als onwetenschappelijk in de ban gedaan en vervangen door associaties tussen stimuli en reacties.
Maar nieuwe ideeën over computatie, feedback, informatie en communicatie waren in de lucht, en psychologen realiseerden zich dat ze een enorm potentieel hadden voor een wetenschap van de geest. Vier geleerden van Harvard gebruikten ze om de “cognitieve revolutie” te lanceren. George Miller merkte op dat mensen ongeveer zeven items tegelijk konden labelen, kwantificeren of onthouden, of het nu tonen, cijfers, woorden of zinnen waren. Dat betekende dat het menselijk brein moet worden beperkt door een knelpunt van zeven (plus of min twee) eenheden, die Miller “chunks” noemde.”
Linguïst Noam Chomsky, toen hij op de Harvard Society of Fellows was, merkte op dat mensen een oneindig aantal nieuwe zinnen kunnen produceren en begrijpen. Zij moeten een grammatica, of een reeks regels, hebben geïnternaliseerd, in plaats van een lijst van antwoorden uit het hoofd te hebben geleerd. Kinderen wordt deze grammatica niet aangeleerd, en zijn dus uitgerust met een “taalverwervingsapparaat” dat een “universele grammatica” installeert.
Jerome Bruner was medeauteur van “A Study of Thinking,” waarin mensen werden geanalyseerd als constructieve probleemoplossers in plaats van passieve media terwijl zij zich nieuwe concepten eigen maakten. Zijn collega Roger Brown analyseerde de relatie tussen concepten en taal en gaf de aanzet tot een nieuwe wetenschap van taalontwikkeling bij kinderen.
In 1960 richtten Bruner en Miller het Harvard Center for Cognitive Studies op, dat de revolutie institutionaliseerde en het gebied van de cognitieve wetenschap lanceerde. Vandaag de dag is de studie van het menselijk verstand een van de meest opwindende grenzen van de wetenschap. De praktische toepassingen ervan omvatten het ontwerp van software, de diagnose van neurologische ziekten en de vorming van het overheidsbeleid, en de theorieën ervan hebben ons begrip van oude problemen zoals bewustzijn, vrije wil en menselijke aard radicaal veranderd.