Apocrien cystadenoom en apocrien hidrocystoom: onderzoek van 21 gevallen met nadruk op nomenclatuur volgens proliferatieve kenmerken

Achtergronden: Apocrien cystadenoom (AC) en apocrien hidrocystoom (AH) zijn in de literatuur door elkaar gebruikt om cysteuze laesies van apocriene klieren aan te duiden.

Methoden: Wij onderzochten 21 gevallen met biopten van apocriene cystische laesies gediagnosticeerd als AH of AC gekleurd met hematoxyline en eosine. De volgende histologische kenmerken werden geregistreerd: (a) aantal cysten, (b) overheersend architecturaal groeipatroon van de cystewand, (c) omtrek van de tumor, (d) nucleaire atypie, (e) mitotische activiteit, geteld per 1 mm2 en (f) Ki-67 kleuringpatroon.

Resultaten: Onze bevindingen tonen duidelijk aan dat er een niet-proliferatieve groep en een proliferatieve groep is onder de laesies. In de niet-proliferatieve groep kan men enkele structuren zien die lijken op papillaire uitsteeksels maar die een fibreuze kern missen. In de proliferatieve groep vonden we echte papillae, en deze verandering was geassocieerd met atypie, mitotische activiteit en verhoogde Ki-67 kleuring.

Conclusies: Apocriene cystische laesies met echte papillaire projecties moeten worden aangeduid als AC in plaats van AH, om de proliferatieve adenomateuze groei te benadrukken en afgebeeld door hun frequentie van cytologische atypie en hoge mitotische activiteit. Verder stellen wij volledige excisie voor van AC die proliferatieve tumoren zijn.

Plaats een reactie