In 1701 stichtte Antoine de la Mothe Cadillac op de plaats die later de stad Detroit zou worden. Hij werd geboren als Antoine Laumet op 5 maart 1658 in Zuid-Frankrijk. Op 25-jarige leeftijd kwam hij aan in de Nieuwe Wereld en als kusthandelaar werd hij al snel een kenner van de Atlantische kust van het continent. Hij voerde verkenningen uit – en misschien deed hij aan kaperij – die het respect van de ministers in Frankrijk opleverden. Laumet trouwde in 1687 met Marie Therese Guyon, de nicht van zijn handelspartner François Guyon, en nam in die tijd de naam la Mothe Cadillac aan, waarbij hij valselijk beweerde van adel te zijn.
Nadat hij het fort van Michilimackinac onder zijn bevel had gehad, overtuigde hij koning Lodewijk XIV van de strategische voordelen van een locatie in het zuiden, dichter bij de oprukkende Britse belangen. Op 5 juni 1701, twee maanden voor “De Grote Vrede van Montreal”, vertrokken Cadillac en een groep van in totaal 100 kolonisten, soldaten en missionarissen vanuit Lachine, aan de St. Lawrence rivier nabij Montreal. De expeditie volgde de noordelijke route langs de Ottawa rivier, Lake Nipissing, French River, Georgian Bay, Lake Huron, de St. Clair rivier, Lake St. Clair en, tenslotte, de Detroit rivier. De expeditie kampeerde op Grosse Ile op 23 juli.
De volgende dag keerde de expeditie stroomopwaarts terug en koos een plaats voor de nieuwe nederzetting op een bluf aan de noordelijke oever van waaruit zij de rivier het beste konden controleren. Cadillac eiste het nieuwe gebied op voor Frankrijk. De expeditie begon met de bouw van een fort dat zij Fort Pontchartrain du Detroit noemden, ter ere van de Franse minister van Marine die hun reis goedkeurde en de smalle zeestraat, le détroit in het Frans, waar het fort was gelegen. Bovendien bouwden zij de eerste Ste. Anne’s kerk. Cadillac verleende de eerste landvergunningen vanaf 1707.
Hoewel Cadillac wordt geprezen als de stichter van Detroit, is zijn plaats in de geschiedenis niet zonder controverse. Als commandant van Fort Michilimackinac werd hij bekritiseerd omdat hij alcohol verkocht aan de Indianen en de bonthandelaren op een gewetenloze manier behandelde om zijn eigen rijkdom te creëren. In Detroit werden zijn gloedvolle mededelingen over een welvarende nederzetting tegengesproken door een rapport uit 1708 waarin stond dat de nederzetting slechts 62 Franse burgers telde buiten het garnizoen van het fort, en dat Cadillac door iedereen werd verafschuwd wegens machtsmisbruik.
Cadillac en zijn vrouw kregen 13 kinderen, van wie er verschillende in Detroit werden geboren. Minder dan de helft bereikte de volwassen leeftijd. Hij werd gouverneur van Louisiana in 1710, maar kwam daar pas in 1713 aan en diende tot 1716. Na zijn terugkeer naar Frankrijk in 1717 behield Cadillac het gouverneurschap in Castelsarrasin, waar hij op 15 oktober 1730 overleed.