Jean Bodin, (geboren 1530, Angers, Frankrijk-gestorven juni 1596, Laon), Frans politiek filosoof wiens uiteenzetting van de beginselen van een stabiele regering grote invloed had in Europa in een tijd dat de middeleeuwse systemen plaats maakten voor gecentraliseerde staten. Aan hem wordt algemeen de introductie van het begrip soevereiniteit in het juridische en politieke denken toegeschreven.
In 1551 ging Bodin naar de universiteit van Toulouse om burgerlijk recht te studeren. Hij bleef er student en later docent tot 1561, toen hij het onderwijs in de rechten verruilde voor de praktijk en terugkeerde naar Parijs als avocat du roi (advocaat van de koning), net toen de burgeroorlogen tussen rooms-katholieken en hugenoten begonnen. In 1571 trad hij toe tot de huishouding van de broer van de koning, François, hertog van Alençon, als meester van de verzoeken en raadsheer. Hij verscheen slechts één keer op het publieke toneel, als afgevaardigde van het derde landgoed voor Vermandois tijdens de Estates General van Blois in 1576. Zijn ongeïnteresseerd gedrag bij die gelegenheid verloor hem de koninklijke gunst. Hij verzette zich tegen de voorgenomen hervatting van de oorlog tegen de hugenoten ten gunste van onderhandelingen, en hij verzette zich ook tegen de voorgestelde vervreemding, of verkoop, van koninklijke domeinen door Hendrik III als zijnde schadelijk voor de monarchie. Toen de hertog van Alençon in 1583 stierf, trok Bodin zich terug in Laon als procurateur van het presidentiële hof. Hij bleef daar tot zijn dood aan de pest 13 jaar later.
Bodins belangrijkste geschrift, De zes boeken van een Commonweale (1576), maakte hem onmiddellijk beroemd en bleef invloedrijk in West-Europa tot in de 17e eeuw. De bittere ervaring van de burgeroorlog en de daarmee gepaard gaande anarchie in Frankrijk had Bodin’s aandacht gevestigd op het probleem van hoe orde en gezag te verzekeren. Bodin meende dat het geheim lag in de erkenning van de soevereiniteit van de staat en betoogde dat het onderscheidende kenmerk van de staat de hoogste macht is. Deze macht is uniek; absoluut, in die zin dat er geen grenzen van tijd of bevoegdheid aan gesteld kunnen worden; en zelfbestaand, in die zin dat zij voor haar geldigheid niet afhankelijk is van de toestemming van het subject. Bodin veronderstelde dat regeringen door goddelijk recht bevelen, omdat de regering door de Voorzienigheid is ingesteld voor het welzijn van de mensheid. De regering bestaat in wezen uit de macht om te bevelen, zoals uitgedrukt in het maken van wetten. In een goed geordende staat wordt deze macht uitgeoefend volgens de beginselen van het goddelijk en natuurlijk recht; met andere woorden, de Tien Geboden worden gehandhaafd, en bepaalde fundamentele rechten, hoofdzakelijk vrijheid en eigendom, worden uitgebreid tot de geregeerden. Maar als deze voorwaarden worden geschonden, blijft de vorst de baas en mag hij niet worden tegengewerkt door zijn onderdanen, wier plicht het is gehoorzaam te zijn aan hun heerser. Bodin onderscheidde slechts drie soorten politieke systemen – monarchie, aristocratie en democratie – al naar gelang de soevereine macht berust bij één persoon, bij een minderheid of bij een meerderheid. Bodin zelf gaf de voorkeur aan een monarchie die door een parlement of representatieve vergadering op de hoogte werd gehouden van de behoeften van het volk.