Chew the fatEdit
Hoewel sommige bronnen de uitdrukking “chew the fat” toeschrijven aan zeelieden, die tijdens een periode van rust en conversatie, of tijdens het samenwerken, op zout gehard vet zouden kauwen, zijn er geen betrouwbare historische gegevens over deze praktijk. Er is zelfs een suggestie dat de uitdrukking is afgeleid van een praktijk van Noord-Amerikaanse Indianen of Inuit van het kauwen op dierenhuiden tijdens hun vrije tijd, en zelfs van Britse boeren die kauwden op gerookt varkensvlees, maar nogmaals, er blijft geen bewijs dat deze beweringen ondersteunt, en dit zou vereisen dat men een grote mate van onzekerheid accepteert in het verbinden van de uitdrukking van nautische oorsprong tot zijn moderne metaforische gebruik.
Er zijn ook beweringen dat de uitdrukking synoniem is met de handeling van het kauwen op vet, of gewoon een zinspeling op de beweging van de mond tijdens het kauwen. Omdat gebakken vet aantrekkelijk van smaak is, werd het beschouwd als een traktatie waar iemand zo lang mogelijk op kon kauwen om er het meeste voordeel uit te halen.
De vroegste vermelding in de Oxford English Dictionary voor “Chew the fat” is uit 1885 in een boek van J Brunlees Patterson genaamd Life in the Ranks of the British Army in India. Hij impliceerde dat het een soort algemeen gemopper was en het buigen van de oren van junior officieren om verveling tegen te gaan, een typisch onderdeel van het legerleven. Patterson gebruikt ook “chew the rag” in dezelfde zin waarin hij “chew the fat” gebruikte, maar het is niet de oudste keer dat die uitdrukking voorkomt. Vóór de invoering van metalen patronen bestond de meeste munitie uit kruit en een kogel, gewikkeld in papier of doek gedrenkt in dierlijk vet, dat werd opengebeten tijdens musketoefeningen. Soldaten stonden erom bekend op deze uiteinden te kauwen om de tijd te doden en de zenuwen te verminderen, en in sommige gevallen om het verlangen naar pruimtabak te stillen. Hoewel allang vervangen in 1885, kan het idee van bijten of kauwen op vet doordrenkte vodden uiteinden heel goed op deze manier in het militaire spraakgebruik zijn gekomen vóór Patterson’s opname.
Chew the ragEdit
Voor het eerst verschenen in druk uit 1875 in “Random House Historical Dictionary of American Slang”, het fragment luidt:
“Gents, I could chew the rag hours on end, just spilling out the words and never know no more than a billy-goat what I’d been saying.”
Er wordt gespeculeerd dat deze uitdrukking betrekking heeft op stoffen, toen dames in “naaikringen” werkten, of dat vrouwen tijdens het quilten hebben geroddeld.
Gedeeld gebruikEdit
Ze kwamen voor het eerst synoniem voor al in 1885, in J. Brunlees Patterson’s “Life in the ranks of the British army in India and on board a troopship”, waarin de termen achtereenvolgens werden opgesomd:
“…fluiten, zingen, argumenteren, op de vod kauwen of vet kauwen, of andere luidruchtige en luidruchtige uitingen, zoals het krijsen en gabbelen van papegaaien en het janken van hoektanden…”
Het werd gebruikt als een manier om klagen of mopperen te beschrijven, meestal door militairen.